Heidelberg. Op weg om dezen post te aanvaarden verkreeg hij te Marburg den doctorstitel. De oorlogstoestanden beletten hem echter Heidelberg te bereiken, waarop hij naar Groningen terugkeerde. In gezelschap van den baron van Zinzendorff maakte hij daarna een reis door Europa en keerde in 1639 in Franeker terug. Hier werd hij in 1640 professor Institutionum, verkreeg in 1643 den titel van professor ordinarius en werd hij in 1647 professor primarius. Aanzoeken van verschillende binnen- en buitenlandsche hoogescholen sloeg hij af en tot zijn dood bleef hij te Franeker. In 1646, 1654 en 1662 trad hij daar op als rector der hoogeschool. Zijn leerling en beschermeling Ulrik Huber volgde hem als rechtsleeraar op. Zijn grooten naam als jurist dankte hij in de eerste plaats aan zijn genoemd werk over Tribonianus. Kort na zijn optreden te Franeker geraakte hij in polemiek met Claudius Salmasius over de vraag of verbruikleening jure romano eigendomsovergang op den leener ten gevolge heeft. Salmasius' ontkennende beantwoording dier vraag werd door den utrechtschen hoogleeraar Cyprianus Regneri ab Oosterga bestreden; Wissenbach sloot zich bij die bestrijding aan in een verhandeling: Diatriba de Mutuo, esse alienationem (Fran. 1642), later nader aangedrongen door: Vindiciae Diatribae de Mutuo, esse alienationem (Fran. 1645). Beide zijn met de Emblemata Triboniani en enkele kortere verhandelingen herdrukt achter de uitgave zijner Disputationes ad Instituta Imperialia (Fran. 1700) door U. Huber. Zijn: In Libros VII Priores Codicis Dn. Justiniani Repetitae Praelectionis Commentationes cathedrariae (Fran. 1701) zijn versierd met zijn portret. De eerste uitgave daarvan verscheen te Fran. 1660, en is samengesteld uit onder zijn
leiding verdedigde disputaties. Zijn Pandecten-disputaties (Fran. 1658) werden in 4en druk uitgegeven onder den titel: Exercitationum ad quinquaginta libros Pandectarum partes duae: quae in praecipuis cognituque maxime necessariis difficultatibus et controversiis commentarii vice funguntur (Lipsiae 1673).
W. is tweemaal gehuwd: 1o. met Elisabeth Cloppenburg, dochter van den hoogl. Johannes C. (I kol. 613); 2o. met Rixtia Domans.
Zijn door een onbekende geschilderd portret in het stadhuis te Franeker.
Zijn vriend Willem Cup hield zijn lijkoratie; zie verder U. Huber's Dedicatio voor de uitgave der Disputationes; Boeles, Friesl. Hoogeschool II, 180-184; Bouman, Geld. Hoogeschool I, 85, 136, 172, 262.
van Kuyk