[Wierdsma, Petrus]
WIERDSMA (Petrus), geb. te Leeuwarden en gedoopt aldaar 11 Sept. 1729, overl. 31 Dec. 1811, zoon van Petrus Wierdsma, Med. Doctor en later schepen van Leeuwarden, en Emilia Cluirda of Kluerda. Van 1737 tot 1744 bezocht hij de latijnsche school van zijn geboorteplaats; daarna werd hij geplaatst op het advocatenkantoor van Mr. George Hiddema. Hoewel geen academische opleiding genoten hebbend, ontwikkelde hij zich door eigen studie tot uitstekend rechtsgeleerde, werd in 1749 procureur te Leeuwarden, in 1750 lid der vroedschap (waarin hij tot 1795 zitting had) en in 1751 openbaar notaris te Leeuwarden. Sedert 1775 was hij auditeur-militair aldaar, van 1802 tot 1807 secretaris van het departementaal bestuur van Friesland, daarna assessor van den frieschen landdrost. Bovendien van 1791 tot 1795 secretaris van curatoren der hoogeschool te Franeker. In Februari 1796 was hij door het optreden der heftigste patriotten eenigen tijd in gevangenschap op het Blokhuis te Leeuwarden.
Door studie verwierf hij zich een groote kennis van het friesche recht; daarbij bezat hij een zeldzame collectie boeken en handschriften over friesch recht en geschiedenis. Wij danken daaraan zijn waardevolle uitgave der Oude Friesche Wetten met eene Nederduitsche vertaaling en ophelderende aantekeningen voorzien (Campen en Leeuwarden, z.j., 2 stukken) in 1783 en 1788 verschenen, met medewerking van den frieschen raadsheer Petrus Brantsma. Hoewel in de 19e eeuw nieuwe uitgaven verschenen, heeft deze nog steeds waarde. Later verscheen van zijn hand een Verhandeling over het stemrecht in Friesland (Leeuwarden 1792).
Zijn rechtsgeleerde kennis werd gewaardeerd blijkens de hem verleende opdracht in 1795 tot samenstelling van een ontwerp wetboek van militair strafrecht, dat in 1799 werd uitgevaardigd. In 1798 was hij lid der commissie tot het ontwerpen van een burgerlijk- en lijfstraffelijk wetboek voor de Bataafsche Republiek. Koning Lodewijk benoemde hem tot staatsraad in buitengew. dienst.