in 1792 te Breda in garnizoen onder Schouster. W. maakte den veldtocht van 1793 mede en werd in dat jaar bevorderd tot kapitein van de Lijfcompagnie en voorloopig tot commandant van de pontonniers, ter vervanging van Schouster. In 1795 werd hij definitief bevorderd tot kapitein, commandant van de Pontonniers, en maakte zich ten opzichte van dit korps zeer verdienstelijk. Enkele jaren later, 7 Sept. 1797, werd hij adjudant-generaal van den generaal Daendels, te 's Gravenhage en kort daarna bevorderd tot luitenant-kolonel. 5 Mei 1798 volgde zijn bevordering tot kolonel en 21 Juli 1803 werd hij gepensionneerd met den rang van generaalmajoor. Hij wordt vermeld als schrijver van een: Ebauche d'une Théorie des Pontons.
Zie: J. Eysten, Gesch. der Nederl. Pontonniers, 86, 91 en 166; voorts uit familieberichten.
Eysten