Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek. Deel 3

[Vries, Johanna Margaretha de]

VRIES (Johanna Margaretha de), dochter van den schepen, raad en provisioneel representant Diderik Arnold de Vries en Cornelia Immagonda de Vries van Vossen, geb. te Enkhuizen 16 Jan. 1794, ongeh. aldaar overl. 2 Juli 1849; hare aanzienlijke nalatenschap werd bestemd voor weldadige doeleinden, hare voorvaderlijke woning te E. tot een gesticht van liefdadigheid voor acht huisgezinnen; verder vermaakte zij, onder andere belangrijke legaten, ƒ 100,000 aan de Diaconie der Hervormde Gemeente en ƒ 70,000 aan het Weeshuis, waardoor het bestuur dier stichting in de gelegenheid werd gesteld de weezen, die tot dusver te Frederiksoord verpleegd werden, weder terug te laten komen. Op deze gebeurtenis bestaan zangen in druk: Aankomst der Weezen, ter gedachtenis aan Mejv. Johanna Margaretha de Vries door Hk. Langedijk (Enkh. 1850).

De door Mej. de Vries nagelaten familiepor-

[p. 1362]

tretten werden naar het Weeshuis overgebracht, waar zij zich nog bevinden. Ook gingen daar voorloopig heen de 17 schilderijen van Teniers, Steen, Paulus en Pieter Potter, v.d. Eekhout, Bakhuizen, Poelenburg, Carré, Luttichuys en anderen door haar aan hare nicht en universeel erfgenaam Anna Wilhelmina van Doesburgh-de Vries nagelaten. Over het lot dezer laatste schilderijen zie men Victor de Stuers, Ontvreemding van kunstvoorwerpen in Bulletin van den Oudheidkundigen Bond VIII no. 5 (Sept. 1907) 178. Zij zijn successievelijk uit het Weeshuis verdwenen, het laatst het stuk van Jan Steen, dat te 's Gravenhage in eene particuliere collectie is teruggevonden.

In den tuin van het Weeshuis is ter gedachtenis aan Mej. de Vries een monument geplaatst met ingebeiteld opschrift.

Haar kwartierstaat komt voor in de uitgave Wildeman & v.d. Blocquery.

de Vries van Doesburgh