het radicalisme ter rechter en ter linkerzijde. Daarbij was onvermijdelijk, dat hij in enkele punten de denkbeelden en de bijbelexegese der socinianen naderde. Hij sprak zich meer eerlijk dan voorzichtig uit, en noch zoo beslist noch zoo geleerd als Arminius. Zijn streven was op verzoening gericht en op vrijmaking van de christelijke religie uit dogmatische banden, een streven, dat zijn tegenstanders begrijpen noch waardeeren konden en dat in hunne oogen juist de partijzucht zelve was. Voor de kennis van zijn geloof en zijn theologie zijn het meest van belang: Antibellarminus contractus (Hanau 1610); Tractatus theol. de Deo (Steinf. 1610); De auctoritate S. scripturae (Steinf. 1611); Apologetica exegesis (Lugd. Bat. 1611); Oratio apologetica (Lugd. Bat. 1612). Voorts schreef hij tal van polemische en apologetische geschriften.
Zijn portret is o.a. door R. Vinkeles en door J.F.C. Reckleben gegraveerd en komt ook voor in Alma Academia Leidensis 57.
Zie: H.C. Rogge, Bibl. van Remonstr. Geschr. I, 29; Brandt, Hist. der Ref. II en III; P. Bayle, Dict. hist. et. crit. IV, 469; J.v. Vollenhoven, Beiträge zur Gesch. der Rem. Ref. Gem. in Friedrichstadt 15; H.C. Rogge, Het beroep van Vorstius tot Hoogleeraar te Leiden in Gids 1873, II, 31; A. Schweizer in Theol. Jahrb. XV, 435; XVI, 153; C. Sepp, Het Godg. onderw. in Ned. 179; W.J. Kühler, Het Socinianisme in Nederland (1912) 57. Vorstius komt voor onder de schuilnamen: C. Dirksz, C.D., Theodorus Sylvius en Thrasybulus, vgl. Tideman, Stichting der Rem. Broederschap I, 346.
Groenewegen