[Vinckers, Harco Ilpsema]
VINCKERS (Harco Ilpsema), broeder van den voorgaande, 17 Jan. 1817 te Groningen geb. en 29 Mei 1894 te Westervelde, bij Norg, overl. Hij lag eenigen tijd in garnizoen te Nijmegen, maar verliet weldra den militairen dienst, waarvoor hij om zijn onafhankelijk karakter weinig deugde. Daarna ging hij in de journalistiek en werd mederedacteur van de Prov. Gron. Courant, in welke betrekking hij het echter evenmin lang volhield. Onaangenaamheden met den uitgever deden hem verhuizen naar Winschoten, waar hij de redactie eener aldaar verschijnende courant op zich nam. Tevens gaf hij hier veel lessen in talen (hij kende er niet minder dan 12) en was er beëedigd translateur bij de arr.-rechtb. Een zonderling leven leidde hij hier, op de wijze van een kluizenaar: hij deed zelf zijn huishouding, liet zijn haar en baard tot buitengewone lengte groeien, zwom 's zomers en 's winters, ook als het vroor, en beminde de eenzaamheid. Bij zijn weinige vrienden stond hij intusschen bekend als een aangenaam prater en geestig verteller. Toen hij door onaangenaamheden met de uitgeefster der Nieuwe Winschoter Courant in Mei 1887 de redactie van dat blad neerlei (hij had toen 40 jaren voor de dagbladpers gewerkt), vestigde Vinckers zich opnieuw te Groningen, waar zijn hiervóór genoemde broeder het vorig jaar professor geworden was; later ging hij in Drente wonen, te Westerveld.
Talrijk zijn de geschriften van zijne hand. Men vindt ze verspreid in Goeverneur's Huisvriend, in verschillende Volksalmanakken, vooral den Groningschen en Drentschen; in den Almanak voor blijgeestigen; in de Dorpsbibliotheek; in het tijdschrift Nederland enz. Maar ook in afzonderlijke uitgaven, waarvan we noemen: Rijmen voor de kinderkamer. Met platen (1850); Vergeet mij nietjes. Versjes voor kinderen (1852); De kermis en wat er op te zien is. Een prentenboek met rijmen (2de dr. 1860); Wat men moet en wat men niet moet. Vertellingen voor de jeugd (1860); Weinig maar uit een goed hart. Nieuwe versjes voor kinderen (1860); Vermaakt er u mee! Vertellingen en versjes voor de jeugd (1861); Mijn fabelboek. Berijmde fabelen voor de jeugd. Met pl.; 2 stuks (1862); De kindervriend. Tijdschrift voor de jeugd (1861-67);