als paardenarts 1e klasse; ruim een maand later (31 Dec. 1831) werd hij benoemd tot inspecteur van den militair veterinairen dienst. 3 Oct. 1840 werd hij benoemd tot hoogleeraar aan de veeartsenijschool te Brussel (in 1832 opgericht), om onderwijs te geven in physiologie, algemeene pathologie en gerechtelijke veeartsenijkunde. Op 1 Mei 1850 werd hij tevens directeur van deze inrichting. Uit die betrekking werd hij, op verzoek, 24 Aug. 1854 eervol ontslagen, met behoud van den titel van hoogleeraar. Als directeur volgde hem op Didot, na wiens dood in 1862 Verheijen de betrekking opnieuw aanvaardde.
Na de oprichting der Académie de Médecine in 1841 werd Verheijen tot lid gekozen. In 1847 werd hij tot 2en ondervoorzitter daarvan benoemd, en als zoodanig in 1850 en 1853 telkens herkozen; in 1856 bedankte hij hiervoor echter, te gelijk met het geheele bestuur, om bijzondere redenen.
Verheijen richtte in 1842 met anderen het Journal Vétérinaire op, dat belangrijke stukken van hem bevat. In 1844 verscheen zijn gunstig bekende Cours d' Hippiatrique Militaire. Het te Parijs verschijnend Recueil de Médecine Vétérinaire bevat vele bijdragen van zijn hand; voorts heeft hij medegewerkt aan den Dictionnaire pratique de Médecine etc. Vétérinaire van Bouley en Reynal.
Verheijen was lid der Académie française impériale et centrale de Médecine vétérinaire, voorzitter van de Commission provinciale d'Agriculture, van de Société agricole du Brabant, enz.
Schimmel