Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek. Deel 3
(1914)–P.J. Blok, P.C. Molhuysen– Auteursrecht onbekend
[pagina 1267]
| |
1646 of 1647, was een zoon van Leendert Fransz. Valck (kol. 1268) en Dirckge Dircxsd. In 1615 vertrok hij naar O.-I., waar hij van 1628 tot 1643 een groote rol gespeeld heeft. In 1628 n.l. heet een Frans Leendert Valk, schipper op ‘De Griffioen’, bij een oploop der Macassers bij Combello gedood te zijn, maar, daar het hoogst onwaarschijnlijk is, dat de grootvader van onzen Valck toen nog schipper in O.-I. kon zijn, moeten wij wel aannemen, dat dat de hier genoemde kleinzoon misschien gekwetst, doch in ieder geval niet gedood is, want in Aug. 1634 werd hem als commandeur van het gouvernement Amboina de leiding der krijgsbedrijven tegen de Hitoeëezen opgedragen. Hij kon niet verhinderen, dat de Nederlanders zich uit Capaha moesten terugtrekken, maar veroverde zeven vaartuigen op den vijand. Ook aan het mislukte beleg van het fort Luciela, de residentie van den vorst van Ternate, onder den gouverneur van Amboina, Jochum Roelofsz. van Deutecom, nam hij in 1635 een werkzaam aandeel. In 1641 wordt zijn naam meermalen in onze O.-I. bronnen vermeld. Als commandeur bezocht hij alle factorijen der Nederlanders in het gebied van Amboina om overal orde op zaken te stellen en aan den gouverneur bracht hij rapport uit over den toestand. Zijn vaste woonplaats schijnt het fort Victoria op Amboina geweest te zijn. Hem was o.a. aanbevolen zooveel mogelijk te verhinderen, dat de inlanders de nagelen aan anderen dan aan de Nederlanders verkochten, daar de laatsten door contracten recht meenden te hebben op het monopolie van dezen handel, doch dit recht telkens te vuur en te zwaard moesten verdedigen. In het voorjaar van 1642 legden de bewoners van het eiland Manipo opnieuw den eed van getrouwheid en de belofte van monopolie in handen van den commandeur af. De Macassers vooral gaven heel wat te doen, maar in Maart 1642 gelukte het Valck 26 hunner vaartuigen in de buurt van Manipo op strand te jagen en op twee na te vernielen met hun lading nagelen. Toen kort daarop de Macassers Hitoelamma trachtten in te nemen, kwam hij nog bijtijds tot ontzet dezer plaats aan. In April 1642 werden nogmaals 7 jonken der Macassers door hem genomen, welke overwinning grooten omkeer bracht in de stemming der zoogenaamde getrouwe, doch zeer flauwhartige en allesbehalve getrouwe vrienden van het nederlandsche gezag. Het gewone middel om ontduiking van het contract te straffen, n.l. het vernielen der nagelbosschen, werd in April 1643 door Valck op de nagelboomen tusschen Capaha en Hitoelamma toegepast. Ook aan de bestorming van het sterke fort van de Macassers bij Wawani en van het Boetonsche fort onder den admiraal A. Caan nam hij kort daarna deel en hielp de overwinning bevechten. Na het slechten dezer versterkingen werd het gezag over de resteerende armade op Hitoe's kust toevertrouwd aan den commandeur Valck. 27 Juni van dat jaar werd zijn krijgskundige en ambtelijke loopbaan waarschijnlijk gesloten door een mislukten aanslag op een derde versterking der Macassers, terwijl vredesonderhandelingen gaande waren. Aan dit laatste schrijven wij het toe, dat zijn naam niet meer voorkomt in onze bronnen en in Aug. 1643 een andere commandeur genoemd wordt. In 1645 bevond hij zich te Rotterdam en blijkens een akte leefde hij nog 19 Mei 1646. Zijn weduwe Maria Greveraets huwde 15 Nov. 1644 met Dr. Johannes Furnerius. Van zijn zoon Leendert, in 1646 in O.-I. zijnde, is ons niets bekend. Zie: Daghreg. Bat. 1631-1634, 401; 1640- | |
[pagina 1268]
| |
1641, 454; 1641-1642, 2, 5, 7-9, 12, 14, 15; Rumphius, Ambonsche Historie in: Bijdr. Taal-, Land- en Volk.k. van N.I. LXIV (1) 120, 200, 210, 212, 213, 218, 220. Moquette |
|