Führi in den Haag (de beide laatsten waren gehuwd met dochters van H.C.A. Thieme) - ontving D.A. Thieme zijn opleiding eerst in de zaak van zijn vader te Nijmegen, daarna bij zijn oom K. Führi in den Haag. In 1852 vestigde hij zich als uitgever te Arnhem, waar hij van den grond af een eigen zaak oprichtte en tot grooten bloei wist te brengen. Gevierde schrijvers als Lindo, van Lennep, Gerard Keller, Lublink Weddik, ter Haar en de Keyser, vertrouwden de vruchten hunner pen aan de pers van D.A. Thieme toe. Weldra stond hij bekend als een der voornaamste uitgevers van ons land. Tot de belangrijkste uitgaven die bij hem het licht zagen behooren: de Tijdspiegel, die, overgenomen van K. Führi, onder zijne en de Keyser's leiding weldra een eerste plaats onder de tijdschriften van ons land innam; verder het. Morgenlicht, Stichtelijk dagboek enz. (1866 e.v.); Neerlands Bibliotheek. Oorspronkelijke romans, schetsen en novellen van hedendaagsche auteurs (1865 e.v.); Neerlands kansel. Preekbundels van G. van Gorkom, E. Laurillard, A. Pierson, Réville e.a. (1862-66); Het belegerde- en Het vermoorde Parijs (beide 1871); de Bijbel met 200 platen van Gustave Doré (1870; 2de dr. 1873-76); Neerlands Letterkunde in de 19de eeuw, door J.P. de Keyser (1873); de circa 150 deelen der bekende Guldens-editie (1858-62), (‘Nederlands Tauchnitz - uitgave’), waarin herdrukken verschenen van Cremer, Keller, Lindo, Lod. Mulder, Bosboom-Toussaint, Schimmel e.a. letterkundigen. Bovendien gaf hij uit en redigeerde hij eenige jaren zelf de
Arnhemsche courant. Met Mart. Nijhoff in den Haag richtte Thieme in 1860 den Ned. Spectator op, terwijl hij met dezen uitgever en A.W. Sijthoff te Leiden het ondernemend drietal uitgevers vormde, dat in 1864 de groote zaak van het Woordenboek der Ned. taal onder redactie van M. de Vries en L.A. te Winkel op zijne schouders nam. In 1869 begon hij, eveneens met Nijhoff en Sijthoff, de uitgave van Het Vaderland, staat- en letterkundig nieuwsblad, en toen deze onderneming een vijftal jaren later in een naamlooze vennootschap overging, verlegde Thieme in 1875 ter wille van dit blad zijn woonplaats van Arnhem naar den Haag en trad hij met zijn compagnon J. Stemberg als directeur ervan op. Aan Het Vaderland gaf T., meer misschien dan aan ééne andere uitgave, zijn geheelen persoon. Als gemeenschappelijke uitgaven van pasgenoemd wakker drietal kunnen nog genoemd worden: van Lenneps Romantische en Poetische werken; ten Kate's Planeten; het Nederlandsche Woordenboek van van Dale en het Middel-nederl. woordenboek van Verdam en Verwijs.
Had Thieme gedurende zijn 22-jarig verblijf in Arnhem veel voor deze stad gedaan - hij was er de laatste jaren lid van den gemeenteraad geweest en had er o.a. de oprichting van de Ambachtsschool en van de Handwerksschool voor meisjes mee tot stand gebracht - ook in den Haag wijdde hij zijn talent aan de oprichting en instandhouding van menige nuttige instelling. Begaafd met een helder oordeel en een practischen blik, met buitengewone wilskracht en een ijzeren volharding, bezat hij bovendien een edel hart. ‘Hij was een innemende persoonlijkheid. Met raad en daar stond hij ieder bij, die zijne voorlichting inriep’. Thieme was lid van de Maatsch. der Ned. Letterk., bestuurslid van de Maatschappij van Nijverheid, bestuurder van de Vereeniging tot bevordering van de belangen des boekhandels, voorzitter van de Boekhandelaarsvereeniging te 's Gravenhage enz. Hij was gehuwd met Elisabeth Weenink,