den brandstichter gehouden. Tijdens zijn afwezigheid had daarom te zijnent een huiszoeking plaats, natuurlijk vruchteloos. In 1618 werd hij verdacht op de hand te zijn der Arminianen, althans aan Hoogerbeets, den pensionaris van Leiden, werd bij zijn gerechtelijk verhoor gevraagd: ‘wat kennis hij had aan pater Tempel?’ Van 1613-1621 was v.d.T. overste der Jezuïetenmissie in Noord-Nederland en ondervond in deze waardigheid veel moeilijkheden met den apostolischen vicaris, Mgr. Rovenius. Nu eens ging het over diens weigering zijn goedkeuring te hechten aan een uit te geven boek, dan over het aantal Jezuïeten in de missie toe te laten en de rechten door hen uit te oefenen. Ondanks deze stribbelingen bewees v.d.T. in de zaak van Alexander Trognesius den apost. vic. goede diensten, die in 1618 getuigde: ‘dat pater v.d.T. hier verschillende jaren getrouw gewerkt heeft, dat hij noch zelf, noch door zijn ondergeschikten tegen de saeculieren had samengespannen, maar naar vrede en eendracht had gestreefd’. In 1621 werd v.d.T., door toedoen der predikanten, uit Holland verbannen. Toen het besluit der Staten hem werd voorgelezen, vroeg hij naar de reden, waarop het antwoord luidde: ‘omdat hij de katholieke zaak begunstigde en vooral, omdat hij Jezuïet was.’ Waarop hij zeide: ‘ik heb veel weldaden van God ontvangen, maar dat ik Jezuïet ben, is de voornaamste, daarop beroem ik mij meer dan op mijn adel’. In 1622 vertrok v.d.T. naar Rome, om er, sterk door een verzameling van leekengetuigenissen uit de Missie, en gesteund door den invloed van aartshertogin Isabella, de belangen der Jezuïeten in Noord-Nederland tegen de klachten van Mgr. Rovenius, die zich eveneens naar Rome begeven
had, te bepleiten. Hij won het geding bij paus Gregorius XV, die echter nog voor de einduitspraak, door v.d.T. bijgestaan, overleed. Onder diens opvolger, paus Urbanus VIII, werd de strijd voortgezet. Mgr. Rovenius maakte in zijn correspondentie v.d.T. uit voor ‘mendaciorum architectus’, de bisschoppen van Zuid-Nederland werden ook in de zaak betrokken, totdat de provinciaal der Jezuïeten door toegeven meende het geschil te kunnen beëindigen. Daarop kwam het concordaat van 1624 tot stand, dat de wederzijdsche jurisdictie moest aangeven. In 1629 bevond zich v.d.T. in 't leger van Montecuculi en trok met Hendrik van den Bergh het overmeesterde Amersfoort binnen, waar hij in de Onze-lieve-Vrouwekerk de plechtige Hoogmis opdroeg en er predikte. In 1630 zocht hij te Maastricht genezing tegen de vierdaagsche koorts, door zijn toevlucht te nemen tot den H. Servatius. In zijn laatste jaren hield hij zich bezig met het schrijven en vertalen van ascetische boeken.
Zie: H.J. Allard, in Studien IX, 84; Archief Bisdom Utrecht IV, 268; XIII, 425; XX, 350; C. Sommervogel, Bibliothèque d.l. Comp. de Jésus (Bruxelles 1890), VII, 1923; Dusseldorpii, Annales ('s Gravenhage 1894), register.
Derks