[Sypesteyn, jhr. Jan Willem van]
SYPESTEYN (jhr. Jan Willem van), zoon Cornelius Ascanius van Sypesteyn en Cornelia Anna Druyvesteijn, geb. te Haarlem 8 Oct. 1816, gest. te 's Gravenhage 26 Febr. 1866. Na voorbereidend onderwijs te Arnhem te hebben genoten, werd hij in 1832 cadet der genie aan het Kon. Instituut te Medemblik; in 1836 werd hij benoemd tot tweeden luitenant en in 1842 in zijn rang geplaatst aan het ministerie van oorlog; daar werd hij in 1856 kapitein der genie. 1 Februari 1863 werd hij onder Groen van Prinsterer belast met het beheer van het Koninklijk Huisarchief; hij nam toen ontslag uit den militairen dienst. Hij huwde 11 Mei 1853 met Adriana Wilhelmina van Vredenburch. Sypesteyn heeft zich allereerst gewijd aan de krijgsgeschiedenis van Nederland. Hij begon met de publicatie van een Bijdrage voor de geschiedenis van het Nederlandsche artilleriecorps ('s Grav. 1849; overdr. uit den Mil. Spectator), onmiddellijk gevolgd door een Geschiedenis van het eerst opgerichte regiment Hollandsche hussaren ('s Grav. 1849). In deze richting ging hij voort met zijn Geschiedenis van het regiment Nederlandsche rijdende artillerie ('s Grav. 1852). Van datzelfde jaar dagteekent zijn Leven en karakter van graaf Dumonceau, oud-maarschalk van Holland ('s Grav. 1852). Van algemeener beteekenis en grooter waarde was zijn hoofdwerk, door hem met J.P. de Bordes in het licht gezonden, De verdediging van Nederland in 1672 en 1673. Bijdragen tot de staats- en krijgsgeschiedenis van het vaderland ('s Grav. 1850, 2 dln.), dat voor dit onderwerp het standaardwerk is geworden en zelfs nog actueel is gebleven. Van belang is ook steeds Het leven van Menno van Coehoorn, beschreven door
zijnen zoon, door Sypesteyn uitgegeven en ruimschoots toegelicht (Leeuwarden 1860). Op het gebied der zuiver diplomatieke geschiedenis kwam hij met zijn Nederland en Brandenburg in 1672 en 1673 ('s Grav. 1863). Zijn werkzaamheid aan het Huisarchief, dat hij voor een groot deel heeft geordend en belangrijk verrijkt, bracht hem nog verder in die richting. Ter aanvulling van Groen's Archives publiceerde hij achtereenvolgens drie bundels Geschiedkundige bijzonderheden, uit onuitgegeven stukken bewerkt ('s Grav. 1864, 1865, 3dln.), waarin vooral de correspondentie van de friesche stadhouders Willem Frederik en Hendrik Casimir II met den raadpensionaris de Witt van belang is.
Zie: Lod. Mulder in Ned. Spect. 1866, 73 vlg.; Veegens in Levensb. Lett. 1869, 73 vlg., herdr. Hist. Studien II, 283 vlg.; Tideman, Studiën en schetsen, 138 vlg.
Brugmans