rechten (1764-73), zonder echter die studiën met een doctoralen graad te voltooien, en ondernam daarna (1774) een reis naar St. Petersburg, in de hoop zich hier een werkkring te veroveren; zelfs trachtte hij de russische keizerin Catharina II in haar hervormingsplannen behulpzaam te zijn. Dat gelukte niet. Intusschen is zijn driejarig verblijf aldaar van grooten invloed op zijn verdere ontwikkeling geweest, vooral door zijn omgang met enkele mannen van naam te St. Petersburg en elders. Op zijn terugreis kwam Swildens te Berlijn en andere duitsche steden in aanraking met leiders der duitsche ‘Aufklärung’ en werd er opgenomen in de vereeniging der vrijmetselaars. Van 1779-97 hield hij verblijf in Amsterdam, zonder een openbare betrekking te bekleeden, maar ijverig werkende aan de verbetering des volks. Volksverlichting door verbeterd onderwijs en verbeterde lectuur was de leus zijner dagen en volijverig werkte hij hieraan mee. Behalve het schoolwezen trachtte hij ook het volksgezang, de volksweerbaarheid, ja den heelen volksgeest te verbeteren. Ook op hervorming van het staatsbestuur was hij uit. Bij gebrek aan een bezoldigde betrekking en niet in 't bezit van geldelijk vermogen, viel het den geestdriftigen patriot intusschen moeilijk genoeg het hoofd boven water te houden; zijn levensomstandigheden waren dikwijls zeer benard. Juni 1796 zag S. zich benoemd tot hoogleeraar in het natuur-, staats- en volkenrecht aan de hoogeschool te Franeker, op een wedde van ƒ 1600. 9 Sept. d.a.v. trad hij in het huwelijk met de 32-jarige Maria Moorkramer van Amsterdam (overl. 1804; geen kinderen). 19 Oct. 1797 werd hij honoris causa door den Senaat der franeker hoogeschool tot jur. utriusque doctor bevorderd en 16 Nov. aanvaardde
hij het hoogleeraarsambt met een redevoering Over de ontzettende merkwaardigheid van dit laatste tijdperk onzer achttiende eeuw en deszelfs gewicht voor het recht der Natuur, des Staats en der Volkeren (niet uitgegeven). In het jaar 1805-6 was Swildens rector magnificus der hoogeschool, welke waardigheid hij 3 Juni overdroeg met een Oratio de momento ceterisque causis gravissimis civitatis Batavae Supremo Gallorum Imperatoris praesidio servandae. Ook deze redevoering is niet gedrukt. Van zijn hoogleeraarsambt schijnt hij intusschen weinig werk gemaakt te hebben en zijn colleges trokken weinig leerlingen. Des te meer bemoeide hij zich met de staatkundige en maatschappelijke aangelegenheden van zijn tijd, waarover hij menigmaal het Staatsbewind adviseerde, ook R.J. Schimmelpenninck en koning Lodewijk.
Swildens' denkbeelden op 't gebied van onderwijs en volksbeschaving zijn goeddeels belichaamd in de schoolwet van 1806, dank zij de medewerking op dat gebied van mannen als Jan Nieuwenhuyzen, J.H. van der Palm, Adr. van den Ende enz. Over 't algemeen toonde hij zich meer een man van de theorie dan van de practijk, was daarbij ongedurig en weinig vast van karakter.
Van 's mans geschriften zijn het meest bekend: Bardietjes, lyrische gedichten zonder rijm (1779) en Vaderlandsch A B boek voor de Nederlandsche jeugd, met tweeregelige versjes onder elke prent (1781). Verder schreef hij een Almanack en Politiek zakboekje voor de Vereenigde Nederlanders (1784); Grondwettige herstelling van Nederlands staatswezen (1784); Kort begrip van het herstellingswerk der Republiek (1787); Burger- en Huismansalmanak (1789); Over den tegenwoordigen toestand der samenleving in onze Republiek en de middelen tot verbetering (1791); Over de verkeering met menschen, naar het Duitsch van Knigge (1795); Beknopt Leerboekje nopens de wetenschap der Regten