Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek. Deel 3
(1914)–P.J. Blok, P.C. Molhuysen– Auteursrecht onbekend
[pagina 1220]
| |
kwam hij te Alkmaar, waar sinds 1707 geen Jezuiet meer mocht verblijven, doch hij verkreeg, tegen betaling van 300 gld. 's jaars, van den schout de vrijheid tot uitoefening van zijn bediening. Toen deze echter overleed, hield deze vrijheid op en in Maart 1719 werd Sw. genoodzaakt de stad te verlaten. Hij vestigde zich nu tersluiks te Rotterdam, maar zijn aanwezigheid werd in 1721 door de Staten van Holland en door de stedelijke vroedschap opgemerkt, ofschoon de baljuw de hand niet op hem had kunnen leggen. Sw. verbleef tot 1727 te Rotterdam, waarna hij naar Maastricht wederkeerde. Zie: Archief Bisd. Utrecht I, 314; IV, 144; X, 18; Bijdragen Bisd. Haarlem XXII, 404, 405; A.H.L. Hensen, Het R.-Katholieke Rotterdam in: Rotterdam in de loop der eeuwen (Rotterdam 1906) 95; B.J. Pierik, Maandrozen ter eere van het H. Hart van Jezus (Amsterdam 1887), 393. Derks |
|