[Spijker, Hendrik Jan]
SPIJKER (Hendrik Jan), predikant bij de ned. herv. gemeente eerst te Piershil (1827-29), daarna te Waddingsveen (1829-31), Dordrecht (1831-37) en Amsterdam (1837-62). Na in laatstgenoemde stad 25 jaren het evangelie verkondigd te hebben, werd hij door de ned. regeering benoemd tot administrateur (een tijdlang met den titel secretaris-generaal) voor de zaken der hervormde en andere eerediensten, behalve die der roomsch-katholieken, in welke betrekking (1862-70) hij op 68-jarigen ouderdom te 's Gravenhage overleed (8 Mrt. 1870). Geb. 1 Nov. 1802 te Amsterdam, uit het huwelijk van Jan Spijker, tabaksfabrikant, en Elisabeth Meur, genoot hij aanvankelijk het gewoon lager onderwijs en werd reeds op zijn 13de jaar in zijns vaders zaak geplaatst. Doch de lust in het tabaksbedrijf bleek niet groot, des te grooter die in studie en zoo werd den leergierigen knaap op zijn 17de jaar toegestaan, zich met behulp van privaatlessen voor de academische lessen te bekwamen. Na ijverig werken legde hij met goed gevolg het toelatingsexamen tot het Athenaeum Illustre af en 18 Sept. 1820 liet Spijker zich als theol. student aan deze school inschrijven. Tot zijn meest geliefde hoogleeraren behoorde weldra prof. van Hengel, die den vader ook den raad gegeven had den studielust van zijn zoon in te willigen. Na een degelijke studie promoveerde S. 22 Juni 1826 te Leiden tot doctor in de godgeleerdheid op een Specimen de pretio Institutionibus Divinis Laetaniii statuendo. Over zijn uitnemende talenten als kanselredenaar en godsdienstonderwijzer, alsmede over zijn meer dan gewone toewijding in verschillende betrekkingen aan den dag gelegd wordt met veel lof gesproken in het onderstaande levensbericht van J.G.R. Acquoy, waarin men tevens een volledige
lijst zijner talrijke geschriften vindt. Hier noemen wij slechts zijn Geschiedenis der Christelijke godsdienst en kerk. Uit het Hoogduitsch van A. Neander (1827-30); zijn uitgave van Het leven en bedrijf van Michiel de Ruiter,