[Snoeck, jhr. Matthias Adriaan]
SNOECK (jhr. Matthias Adriaan), zoon van Adriaan en Jelliana Anna van Hoytema, geb. 13 Aug. 1761, overl. 1 Juni 1840 te Cuyck, huize Barendonk; gehuwd met Maria Jacoba Valckenier, daarna met Geertruida Helena Meynhardt; diende van 1795 als kapitein-ingenieur in het staatsche leger en was vervolgens in engelschen dienst bij de zoogenaamde hollandsche brigade op het eiland Wight, waarin hij tot majoor opklom; vervolgens vestigde hij zich op zijn landgoed de Barendonk bij Cuyck. Bij de oproeping tot de algemeene volkswapening in 1813 stelde hij zich ter beschikking van het gouvernement en trad hij 3 Febr. 1814 weder in dienst. Bij besluit van 5 Febr. werd hij door den souvereinen vorst benoemd tot majoor en als zoodanig toegevoegd aan den kolonel graaf S. van Limburg Stirum, die het commando voerde over de troepen, die de vesting Grave blokkeerden; 16 Maart werd hij bevorderd tot luitenant-kolonel; 31 Maart werd hem het bevel over de insluiting opgedragen; toen kolonel van Limburg Stirum 7 April vervangen werd door den overste d'Hauw, bleef hij gedurende het beleg aan hem toegevoegd als stafofficier. Bij K.B. van 24 Nov. 1816 werd hij wegens zijn beleidvol en moedig gedrag bij de blokkade van Grave benoemd tot Ridder 4e klasse der M.W.O.; 20 Dec. 1826 werd hij bevorderd tot generaalmajoor; 18 Maart 1832 volgde zijne pensionneering; 9 April 1839 werd hij in den nederlandschen adelstand verheven.
Zijn portret is gelithographeerd door M. Monrot.
Zie: F.H.A. Sabron, De blokkade van Grave in 1813 en '14; J.B. Rietstap, Wapenboek van den Nederlandschen adel II.
Dyserinck