[Schultingh, Johannes]
SCHULTINGH (Johannes), werd 3 Mei 1656 uit Duisburg, waar hij hoogleeraar was, aan de nieuw opgerichte nijmeegsche Illustre school beroepen als professor in de geschiedenis en welsprekendheid. Hij overleed aldaar in 1666 aan de pest. Hij was een der vermaardste leerlingen uit de school van Gronovius. Zijn Annotationes in auctorem dialogi de causis corruptae eloquentiae vindt men in de editio Hackiana van Quinctilianus (1665), zijn aanteekeningen op Seneca, Quinctilianus, en Calpurnius Flaccus zijn opgenomen in J.F. Gronovii, Senecarhetor (Amst. 1672), in den Quinctilianus van P. Burman (Lugd. Bat). 1720, en vooral in diens uitgave der Declamat. Calpurn. Flacci II, 791.
Zijn zoon Cornelis, geb. Nijmegen 15 Juli 1659, overl. Amsterdam 12 Juni 1725, was predikant te Noordwijkerhout (1686), Gorinchem (1687), Amsterdam (1693). Een andere zoon was Antonius (I kol. 1462).
Zie: Saxe, Onom. V, 122, 123; Burman, Praef. ad Quinctilianum.
van Schevichaven