[Reitz, Wilhelm Otto]
REITZ (Wilhelm Otto) geb. te Offenbach 20 Juli 1702, gest. te Middelburg 22 Oct. 1768, tweede zoon van Johan Heinrich en Anna Maria Meerman (kol. 1049), was eerst praeceptor te Kleef en vervolgens in plaats van zijn broeder Johan Friedrich (1) (kol. 1048) in Oct. 1722 beroepen als praeceptor aan de latijnsche school te Rotterdam, waar hij met zijn vader uit het duitsch vertaalde een Dagregister op een reis naar Kanaän (Rott. 1726), uit het latijn de Historie van Michiel Servetus (1729), naam maakte door zijne vergelijkingen tusschen het nederlandsch en grieksch in zijne Belga graecissans (Rott. 1730) en 26 Apr. 1731 huwde met de dochter van den middelburgschen predikant Martinus, nl. Cornelia Verhoeven, geb. 30 Mrt. 1707. In 1736 te Utrecht gepromoveerd tot Dr. iur. op eene Diss. de Mathesi iuridica (Traj. 1736), werd hij evenals vroeger zijn jongere broeder Karel Koenraad (1) (kol. 1049) in Nov. 1736 verbonden aan de latijnsche school te Middelburg, als conrector onder het rectoraat van zijn oom Fred. Lod. Abresch (II kol. 5), terwijl hij tevens lector juris was aan de illustre school (toen hij dit was, verschenen zijne Praelectionum in gymnasio Medioburgensi prima trias (Midd. 1737) en Annotationes sporades (ibid. 1739)). Op 21 Febr. 1742 werd hij als opvolger van Abresch voorgedragen en aanvaardde 25 Sept. het rectoraat met eene Or. de instaurando linguae graecae studio. Hij is een goed rector geweest met veel invloed, doch van groote ijdelheid. Noode liet hij eene gelegenheid voorbijgaan om zijn gemak in het maken van latijnsche verzen te doen uitkomen, o.a. bij het bezoek van Willem V (Midd. 1747). Van zijne veelzijdige ontwikkeling en groote geleerdheid getuigen op
juridisch gebied de Variantes in Inst. Justiniani (1744) en Kort examen der notarissen (Midd. 1751), op letterkundig terrein maakte hij de uitgave in orde van Theophili Antecessoris Paraphrasis graece Institutionum Caes. (Hagae-Com. 1751) en gaf Basilicorum libri IV inediti nempe XLIX, L, LI, LII in den Thesaurus van Ger. Meermann (Hag. Com. 1751-53), op wiskundig gebied maakte hij zich o.a. verdienstelijk door beschouwingen over het berekenen van