[Reede-ginckel, Frederik Christiaan Reindert graaf van]
REEDE-GINCKEL (Frederik Christiaan Reindert graaf van), Ve graaf van Athlone, baron van Agrim, vrijheer van Amerongen, enz. Geb. te 's Gravenhage 31 Januari 1743, ged. Kl. kerk 3 Febr., overleden te Teddington in Engeland 13 Dec. 1808; zoon van Frederik Willem (1) (kol. 1015) IVen graaf van Athlone, en van L.I.H. barones van Wassenaer.
Beleend met Amerongen 28 Mei 1747; met Zuilenburg en Lievendael 17 Sept. 1748; met Middachten - voorbehoudens het vruchtgebruik zijner moeder - 2 Dec. 1747; doet wegens Middachten den leeneed 1766. Beschreven in de ridderschap van Utrecht, werd hij lid der Staten van dat gewest en afgevaardigde ter Staten-Generaal. Hij was dijkgraaf van den Lekdijkbovendams, werd raad ter Admiraliteit van Zeeland 11 Juni 1767, raad-extraord. in het Hof van Utrecht 3 Mei 1769, bewindhebber der O.I. Comp. ter kamer van Amsterdam 3 Jan. 1770, lid der Generaliteits-rekenkamer 13 Jan. 1773, raad ter Admiraliteit van Amsterdam 23 April 1776, raad in het Adellijk Jachtgericht 1776, luitenant-houtvester van Utrecht 13 Febr. 1781 en hoofdschout der stad Utrecht 23 April 1782.
Hij werd 26 Sept. 1790 door Carl Theodor, keurvorst van de Paltz, in den rijksgravenstand verheven; hierdoor verkregen al zijn afstammelingen in de mannelijke lijn de grafelijke waardigheid, terwijl de titel van Athlone slechts tot den oudsten zoon beperkt was.
Bij de omwenteling van 1795 vertrok hij naar Engeland, nam zitting in het britsche parlement 10 Maart 1795 en verkreeg 15 Januari 1801 van koning George III een jaargeld van £ 2000, in plaats van de tot nu toe genoten goederen en tienden. Hij is de eerste Athlone geweest, die zitting had in het britsche parlement.
Van Reede huwde te 's Gravenhage 29 Dec. 1765 met Anna Elisabeth Christina barones van Tuyll van Serooskerken, geb. te Zuilen 6 Sept. 1745, overl. te 's Gravenhage 16 Januari 1819 en te Amerongen begraven; dochter van Jan, vrijheer van Heeze en Leende, en van Ursulina Christina Reynira barones van Reede-Ginckel.