[Plas, Pieter]
PLAS (Pieter), te Alkmaar geb. 2 Maart 1810, overl. 1 Oct. 1853, zoon van Laurens P., huisschilder, en Cornelia Berger. Tot zijn 25e jaar bleef hij in het vaderlijk bedrijf werkzaam, inmiddels degelijk teekenonderwijs bekomen hebbende van den stads-teekenmeester Adrianus de Visser. Toen begaf hij zich naar Hilversum tot voortzetting zijner studie in de schilderkunst, daarbij leiding ontvangende van J.v. Ravenswaay en W. Bodeman; met eerstgenoemde vertoefde hij ook in 1837 in Drenthe. Op raad van eenige schilders verhuisde hij in 1846 naar Haarlem, waar hij reeds eenige jaren lid van ‘Kunst zij ons doel’ was geweest, maar na den dood zijns vaders keerde hij in 1848 naar Alkmaar terug om de huisschilderszaak voort te zetten, hoewel de lust en de geschiktheid hem daartoe ontbraken, alzoo met weinig succes. Hij gaf onderwijs in het teekenen, waartoe hij in 1840 te Amsterdam de bevoegdheid verworven had, werd directeur van het teekengenootschap en schilderde ijverig, inzonderheid landschappen met vee, die, hoewel koning Willem II in 1846 tot zijne aanmoediging een schilderij had aangekocht, voor het meerendeel in handen van kunstkoopers en naar het buitenland geraakten, zonder hem rijk te maken. Niettemin was hij een verdienstelijk kunstenaar en een der beste hollandsche veeschilders; ook boetseerde hij meesterlijk. Zijne leerlingen in de schilderkunst waren Henri Loth, van Gendringen, en B.G. ten Berge. Plas is 19 Mei 1841 gehuwd met Catharina Alida ten Berge, die bij zijn overlijden met 5 kinderen achterbleef.
Zie: Immerzeel, De levens en werken; Kramm, Idem; Bruinvis, Beeldende Kunstenaars te Alkmaar (1905), 26.
Bruinvis