[Nes, Jan Jacobsz. van]
NES (Jan Jacobsz. van), alias Oude Boer Jaep, geb. waarschijnlijk in het laatst der 16de eeuw, als zoon van den vorige, gesneuveld bij het eiland Wight 24 Maart 1672. Hij werd de Oude bijgenaamd in onderscheiding van zijn jongeren broer, die eveneens Jan heette en hierna volgt. Van 1614 af diende hij de Admiraliteit op de Maas, eerst als bootsman, later als stuurman, constapel, luitenant en in 1625 als kapitein op een schip van oorlog op de binnenwateren. Als zoodanig nam hij deel aan de inneming van Oldenzaal en de vermeestering van Grol in 1627. Na den dood zijns vaders kreeg hij het bevel over diens schip. Onder M.H. Tromp streed hij tegen de Duinkerkers en nam hij 21 October 1639 deel aan den zeeslag bij Duins. Na den zeeslag van 8 en 9 October 1652 tegen de Engelschen werd hij beschuldigd van plichtverzuim en nalatigheid. Zonder noodzaak zou hij met zijn zoon, die onder hem als luitenant diende, het schip Gorcum verlaten en de vlucht genomen hebben. Zijn niet verschijnen voor de door de Staten-Generaal benoemde rechtbank van gedelegeerden uit de verschillende admiraliteiten zal nog voedsel aan deze verdenking gegeven hebben en bij vonnis van 9 April 1653 werd hij bij verstek vervallen verklaard van zijn bevelhebberschap, onwaardig gekeurd het land voortaan te dienen en voor 12 jaar uit de Vereenigde Nederlanden verbannen. Dat mannen als de Ruyter, Cornelis Evertsen de Oude en Cornelis de Witt voor hem in de bres sprongen, doet gerechten twijfel ontstaan aan zijn schuld en hij zelf wenschte niets vuriger dan in staat gesteld te worden den smaad weder door zijn gedrag uit te wisschen. Pas 26 Januari 1666 werd hij daartoe in de gelegenheid gesteld en, o.a. door voorspraak der stedelijke regeering van Rotterdam, benoemd tot een der kapiteins
op het schip van luitenantadmiraal de Ruyter, aan wiens zijde hij gestreden heeft in den vierdaagschen zeestrijd en de daarop volgende gevechten van den Tweeden Engelschen oorlog. Daarna is hij bevelhebber geworden van het schip Klein Hollandia, en heeft hij deelgenomen in 1667 aan den tocht naar Chatham. In 1669 weerde hij zich op het schip Prinses Louise, toen hij een convooi begeleidde, zoo dapper tegen zes algerijnsche kapers, dat de Staten-Generaal hem daarover hun lof niet konden onthouden. Bij een overval der Engelschen van de smyrnasche vloot verloor hij het leven en zonk zijn schip Klein Hollandia.
Zijn zoon Andries, die, 23 September 1652