[Muelen, Johannes Andreas van der]
MUELEN (Johannes Andreas van der), heer van Nieuwkoop, Portengen, enz., geb. te Utrecht 6 Dec. 1655, overl. te 's Gravenhage 2 Aug. 1702, zoon van Willem v.d.M. (1), die volgt, en Constantia Deutz. Hij studeerde sinds 1677 te Utrecht in de rechten, werd na voltooiing zijner studiën baljuw en dijkgraaf van Vianen en raadsheer in de Kamer van Justitie aldaar, en in 1693 raadsheer in den Hove van Brabant en lande van Overmaze te 's Gravenhage. Hij huwde met Aletta Susanna Catharina Wierts, die na zijn dood hertrouwde met den raadsheer Anthonis Slicher.
Door een reeks geschriften heeft hij zich als ernstig jurist doen kennen. Het eerst trad hij op met een geannoteerde uitgave der rechten van Vianen onder den titel: Statuta et Consuetudines Dioeceseos Vianensis et Ameydensis tam in civilibus quam criminalibus causis. Legibus, Rationibus, Decisionibus, munita ac illustrata (Traj. ad Rh. 1684), een zeer uitvoerige en thans nog waarde hebbende uitgave. Practische rechtsvragen behandelde hij in zijne Dissertatio juridica circa fideicommissum in testamento Illustrissimi D. Comitis Joannis Wolphardi de Brederode (Ultraj. 1689) en Decisio Brabantina super famosissima quaestione, qua quaeritur, utrum matrimonio, absque pactis dotalibus contracto, et conjugali bonorum communione, statuto domicilii exclusa, illa etiam exclusa censeri debeat, quoad bona contrahentium, in alio territorio sita, ubi statutaria communio viget? (Ultraj. 1698). Het laatstgenoemde werk is geschreven naar aanleiding van een door het Hof van Brabant beslist proces en is een niet onbelangrijke bijdrage tot de nederlandsche statutenleer, practisch vooral hierom van waarde, omdat zij verscheen nà de grondleggende studies van Paul Voet, Ulrich Huber en Abr. van Wesel. Ten slotte is van zijn hand te noemen een lijvig theoretisch boek: Forum conscientiae seu Jus Poli, hoc est Tractatus Theologico Juridicus, in quo jus fori ad normam juris poli revocatur et examinatur, per selectas quaestiones, secundum tria juris praecepta digestas, et in tres partes divisas (Ultraj. 1693, 3 stkn.), waarin de schrijver achtereenvolgens bespreekt conscientia ‘circa hominis mores’, ‘circa hominis corpus’ en ‘circa hominis bona’. Hij werkte