Advent, in 1536 trad hij te Amsterdam op tegen de Wederdoopers. In 1540 werd hij naar Utrecht verplaatst, van 1551-1556 arbeidde hij wederom te Amsterdan, en verder tot aan zijn dood te Utrecht. Hier hield hij, 79 jaar oud, nog onder grooten toeloop de lijdensmeditaties. Op verscheidene plaatsen is hij gardiaan geweest, zeker te Amsterdam en te Utrecht en volgens Paquot ook te Middelburg. Zijn levenswandel was buitengewoon stichtend. Zijn preeken zijn niet in druk verschenen. Molanus heeft de eigenhandig geschreven preeken in 7 deelen gezien in de bibliotheek van het utrechtsche minderbroedersklooster. Sedulius spreekt van drie deelen, waarvan het eerste, Sermones de adventu Domini, in 1620 onder hem berustte. De Sermones quadragesimales werden in 17e eeuw te Leuven bewaard. Floris van der Haer, kanunnik van Rijssel, bezat in 1634 drie deelen Conciones de Tempore et Sanctis, welke hem waren nagelaten door den utrechtschen priester Victor Schorel.
Door toedoen van zijn boezemvriend Hendrik Bommel, griffier der Staten van Utrecht, werd het lichaam des paters na drie maanden opgegraven en in een afzonderlijken nieuw-gemetselden grafkelder gelegd. Daarboven werd zijn afbeelding met een lofdicht van Adriaan van der Burch geplaatst.
Zie: Breidfeldt in Archief Aartsbisd. Utrecht, XXVIII (1902) 301-315; Schoutens, Martyrologium Minoritico-Belgicum (Hoogstratae 1901) 62 en 103.
Hesse