[Metius, Dirk]
METIUS (Dirk), geb. te Alkmaar en aldaar overl. in het midden van Sept. 1665, zoon van mr. Anthonie Metius en Annitje Fongersd. Siersma (I kol. 1327). Hij behoort tot onze minder bekende maar niettemin niet onverdienstelijke schilders. Hij kocht 15 Febr. 1641 het poorterrecht te Amsterdam en woonde daar nog in 1649, maar kwam in hetzelfde jaar in het gilde zijner geboortestad. Eerst in Sept. 1653 dienden hij en zijne vrouw Nicola Nagodt, van Chalons, hunne attestatiën van de fransche gemeente van Amsterdam bij de gereformeerde te Alkmaar in. In 1649 en 50 vervaardigde hij regentenstukken voor het mannengasthuis en huisarmenhuis, thans in het burgerweeshuis, en vervolgens een dergelijk voor het in 1656 gestichte provenhuis van Johan van Nordingen. Of de kunst hem geen voldoende brood verschaft heeft? In 1653 kocht hij van de voogden van Nanning Geesteranus de aanzienlijke herberg ‘het Moriaanshoofd’ en in het volgende jaar verkreeg hij van de weeskamer vergunning tot lichting van 2 rentebrieven, samen groot ƒ 1600, door zijn vader aan zijne kindskinderen vermaakt om de renten door eene, toen overleden, dienstmaagd te doen genieten, en ƒ 100 van wege het dien kindskinderen toebedeelde huisraad. De losmaking geschiedde eerst na Dirks overlijden door zijne weduwe, thans Magdalena N. genoemd, op 15 Maart 1666, tegen verband harerzijds voor de beide schuldbrieven harer herberg ‘indien het casus fideicommis mogte comen te exteren’. Aan de betaling of den bloei der herberg moet wat ontbroken hebben, want Dirks zoon Johannes werd in 1678 op verzoek der voogden van Nanning Geesteranus geëxecuteerd en het perceel voor dien minderjarige teruggekocht. Jans broeder Jacobus,
in 1666 in het schildersgilde opgenomen, was reeds in Sept. 1689 overleden.
Zie: P. Scheltema, Rembrand (Amst. 1853), 68; Bruinvis, Beeldende Kunstenaars te Alkmaar 24; Oud-Holl. XXVII, 120.
Bruinvis