[Meier, Justus]
MEIER (Justus), geb. te Nijmegen, Aug. 1566, overl. te Straatsburg 7 Aug. 1622, beroemd rechtsgeleerde. Zijn vader Jesaias M. stamde uit Goslar, zijn moeder was een nijmeegsche. Eenige jaren na de geboorte van hun zoon vluchtten de ouders, als aanhangers der nieuwe leer, voor Alva's schrikbewind naar Duitschland. Na jaren van zwerven der familie, kwam Justus te Straatsburg op het gymnasium, genoot daarna hooger onderwijs o.a. te Helmstadt en daarna weder te Straatsburg, waar de juristen Obrecht en Dionysius Gothofredus zijn leermeesters waren. Sedert 1600 hield hij met toestemming der faculteit privaat-colleges in de rechten. In 1601 aanvaardde hij in gezelschap van eenige adellijke studenten een reis naar Frankrijk, bezocht Angers, Poitiers en Orleans, aan welke laatste hoogeschool hij in 1604 quaestor der natio germanica was. Van daar keerde hij naar Duitschland terug, verkreeg 2 Jan. 1605 te Bazel den doctorstitel in de rechten en trad als professor Institutionum te Straatsburg op. Daar bleef hij tot zijn dood werkzaam, sedert 1612 als professor Pandectarum en ten slotte als professor primarius. Ook was hij syndicus der academie.
Hoog geroemd om zijn onderwijs, maakte hij als rechtsgeleerd schrijver vooral naam door een op studie der rechtsbronnen zelve berustende en systematische bewerking van het Pandectenrecht, die zich door hare goedgeordende indeeling gunstig onderscheidde van de compendia van tal zijner tijdgenooten. De uitgave in 2 dln. (te Straatsb. 1616) is later veel vermeerderd verschenen onder den titel: Justi Meieri Collegium Argentoratense totius Jurisprudentiae absolutum systema exhibens: adnotationibus Johannis Ottonis Taboris Facult. Jur. Antec., et aliorum doctorum virorum, itemque endoxorum Meierianorum, ac indicis accessione locupletatum (Argent. 1657, 3 dln.) bezorgd door Johannes Bechtold. Daarachter bevindt zich zijn: ΕΝΔΟΞΩΝ Justinianeorum sive Disputationum apologeticarum Juris civilis asserendi gratia novatorum accusationibus et corruptelis oppositarum tractatus in septem decades divisus, aanvankelijk afzonderlijk verschenen. Ook schreef hij een: Quaestio juris publici sintne Protestantes jure Caesareo haeretici .... contra Gasparis Schoppii classicum.
Zijn portret is gegraveerd door Jacob Heijden.
Meiers studiegenoot en latere collega Caspar Bitsch hield een lofrede op hem: Oratio .... de vita et obitu D.J. Meieri (Argent. 1623).
Zie verder: R. Stintzing, Geschichte der Deutschen Rechtswissenschaft I (Münch. u. Leipz. 1880) 676-679; O. Berger - Levrault, Annales des Professeurs des acad. et univ. alsaciennes 1523-1871 (Nancy 1892) xlix en 162.
van Kuyk