Richard Nicolls af te leggen, daar er, naar hij zeide, door den gouverneur niet nadrukkelijk was gezegd, dat deze zich ‘conform de artyckelen gemaackt over het overgaan van dese plaats’ zoude gedragen. Toen Nicolls zich nader had verklaard, legde Meg. 20 Oct. 1664 den eed van trouw aan den engelschen koning af. Hij bleef predikant te New York, doch had telkens te klagen over de slechte uitbetaling van zijn traktement. Ook had hij moeite om het geld - een paar duizend gld. - dat hij nog van de W.-I. Compagnie te goed had, in handen te krijgen, daar hij beschuldigd werd zich bij de overgave van Nieuw-Nederland aan de Engelschen in 1664, incorrect gedragen te hebben. Eene wederlegging dezer beschuldiging, 27 Aug. 1668 door Stuyvesant en nog vijf andere bestuurders van voormalig Nieuw-Nederland opgesteld, werd door den zoon van Meg., met name Samuel Megapolensis, aan de Bewindh. der W.-I. Compagnie overgelegd. Daarin werd verklaard, dat Megapolensis zich ‘niet anders heeft gecomporteert met woorden, advysen en wercken, als een getrouw onderdaan’ van de heeren Staten-Generaal en de Bewindh. der W.-I. Compagnie, en ‘een vroom en godsaligh predicant’ schuldig was te doen. Op 24 Jan. 1670 berichtte de kerkeraad van New York aan de classis van Amsterdam, dat Megapolensis kort te voren was overleden. D. Henricus Selijns, opvolger van Meg. in New York, vervaardigde te zijner nagedachtenis een grafschrift.
Zie: A. Eekhof, De Hervormde Kerk in Noord-Amerika ('s Grav. 1913), I, 70, 71, 74-75, 82-83, 87, 107, 108-126, 145, 147, 149, 166-178, 187, 190, 200, 206, 228, 250; II, 2, 4, 5, 16, 17, 23, 31, 32, 34, 37-54, 55, 71, 72, 76-77, 160, 178, 194-200; Bijlagen blz. xii-xv, xvi-xviii, xix-xxi, xxviii-xxxviii, xxxix-xlii, en de daar aangehaalde bronnen. Ook: A.J.F. van Laer, Van Rensselaer Bowier Manuscripts (Albany 1908), register; E.T. Corwin, A Manual of the Reformed Church in America, 1628-1902 (New-York 1902), 611-615, dat echter hier en daar gewijzigd dient te worden.
Eekhof