Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek. Deel 3
(1914)–P.J. Blok, P.C. Molhuysen– Auteursrecht onbekend
[pagina 812]
| |
St. Winoxbergen, dat hij van 1599-1604 bestuurde. Als schrijver van verschillende ascetische werken, waaronder de Mechelsche Catechismus de eerste plaats inneemt, heeft hij zijn naam, vooral in de zuidelijke Nederlanden, vereeuwigd. Tot nog toe had men zich hoofdzakelijk bediend van den catechismus, door Petrus Canisius samengesteld, maar langzamerhand waren er minder deugdelijke voor in de plaats gekomen. Het provinciaal concilie van Mechelen in 1607 besloot een gelijkvormigen catechismus voor alle nederlandsche diocesen voor te schrijven en belastte M. met de samenstelling daarvan. Deze behandelde in 49 lessen, in 1623 tot 41 teruggebracht, eenvoudig en duidelijk de waarheden des geloofs; zijn catechismus bleef eeuwenlang het handboek voor de opkomende jeugd. Omstreeks 1611 kwam M. naar Delft, waar hij, ondanks zijn zwakke gezondheid, met voorbeeldigen ijver de katholieken bijstond. In 1621 werd hij benoemd tot opvolger van pater v.d. Tempel als overste der Jezuïetenmissie, een last, die hem zwaar heeft gedrukt. Want er bestond verschil van opvatting over de verhouding der Jezuïeten tot den apostolischen vicaris tusschen den Jezuïtenoverste en Mgr. Rovenius, een verschil, dat zich herhaaldelijk in scherpe bewoordingen uitte en tot voortdurende moeilijkheden leidde omtrent de bevoegdheden en de standplaatsen, door de Jezuïeten verzorgd. De correspondentie over deze en andere geschilpunten tusschen Rovenius en M. gevoerd is gepubliceerd in Archief Bisd. Utrecht XIV, 143. De nuntius te Brussel trok partij voor M. en machtigde hem, waarheen hij wilde, Jezuïeten te zenden, die dan de gewone functiën van een priester der societeit mochten uitoefenen. Wat de pastoralia betrof, in geval van noodzakelijkheid- en dit woord mocht breed geïnterpreteerd worden - konden de paters ook deze uitoefenen. Rovenius berustte niet in deze beslissing en ging zelf te Rome zijn belangen bepleiten. M. onderwierp zich aan de concordata van 1624 en ging bescheiden voort door woord en voorbeeld de katholieke Delftenaars tot een vurig geloofsleven aan te sporen. De liefde tot den naaste dreef er hem toe, om zijn zwakke krachten liever aan hun heil te besteden dan het aanbod te aanvaarden om in een college de verdiende rust te nemen. M. was een der beste krachten onder de Jezuïeten, die certijds in ons vaderland hebben gearbeid. Hij werd begraven te Voorschoten. Op zijn grafzerk stonden, met zinspeling op zijn naam en op de verdiensten door hem verworven, de woorden: ‘Godt maeckt hem blijde’. Zie: Archief Bisd. Utrecht VI, 224, 251; XIV, reg.; Fr. Dusseldorpii Annales, 428, 472; C. Sommervogel, Bibliothèque d.l. Comp. de Jésus (Bruxelles 1890) V, 382-388; W.v.d. Heyden, Verhaal van de Verrigtingen der Jezuieten in Friesland (Leeuwarden 1842), 71, 259. Derks |
|