[Maas, Abraham]
MAAS (Abraham), remonstrantsch gedoopt te Rotterdam 6 Maart 1726, overl. te Alkmaar begin Oct. 1804, zoon van Aart M. en Sara Ketelaar, student in de godgeleerdheid te Leiden 17 Febr. 1743, remonstrantsch predikant te Vlaardingen 1756-59, te Waddingsveen 1759-60, te Zoetermeer en Zegwaart 1760-70, te Delft 1770-77, weder te Zoetermeer en Z. 1777, waar hij in 1781 Keizer Joseph II onder zijn gehoor had en dezen inlichtte over het eigenaardige van het remonstrantisme. Ten gevolge der staatkundige gebeurtenissen legde hij in 1787 zijne bediening neder. Hij wilde wel weder tot zijne gemeente terugkeeren, doch aangezien de tijdsomstandigheden daarvoor bezwaar opleverden, werd hij in Juni 1789 door de Groote Vergadering der broederschap van hare verbintenis met hem ontslagen.
Een zijner 3 dochters, Christina Johanna, geb. 1763, overl. 1804, was gehuwd met Herbertus Johannes Vonk, die in 1783 door den heer van Palenstein en Zegwaart benoemd tot schout en secretaris en sedert 1788 een der secretarissen van Alkmaar was, hetgeen deze stad door Maas tot woonplaats deed kiezen. Van 1773 tot 1799 heeft hij verscheidene oorspronkelijke of vertaalde tooneel-, treur- en blijspelen in het licht gegeven, en in 1800 voor eigen rekening te Alkmaar een bundel Gedichten van 1749 tot 1798 voor vrienden en familieleden vervaardigd.
Zie: Roggeen Tideman, De Remonstrantsche Broederschap (1905), 100, 138, 223, 269; Grabner, Brieven over de Vereen. Nederlanden (1792), 489; Frederiks en v.d. Branden, Biogr. Woordenboek, 486, Met bibliogr. (Te Middernacht (1791) en De man naar de klok (1792) zijn niet te Rotterdam maar te Alkmaar uitgegeven en opgedragen aan het tooneelgezelschap ‘Deugd en Vermaak’, aldaar).
Bruinvis