LYNDEN VAN HEMMEN (Frans Godert baron van), zoon van Willem van L.v.H. (1729-1787) en Anna Wilhelmina gravin van Hogendorp, 16 Febr. 1761 in den Haag geboren, overl. ald. 18 April 1845. Hij studeerde te Utrecht in de rechten en promoveerde 19 Juni 1781 op proefschrift: de Judiciis Gelricis antiqui et medii aevi. Hij begon zijn loopbaan als edelman aan het hof van den erfstadhouder Willem V, kwam in verschillende betrekkingen, die de omwenteling van 1793 hem deed verliezen; sinds besteedde hij zijn hand en tijd om door nuttige inrichtingen zijn land te dienen. Na het herstel onzer onafhankelijkheid werd hij in 1814 hoofdadministrateur der Domeinen en later bij de opheffing dier administratie tot president van den Hoogen Raad van Adel; spoedig daarna werd hij lid der Eerste kamer en curator van de hoogeschool te Leiden, welke betrekking hij tot zijn dood vervulde. Hij was lid van de Maatschappij der Ned. Letterkunde.
Hij schreef: Het ontwerp van droogmaking van het Haarlemmer Meer beknopt maar volledig voorgedragen (Leiden 1821); Verhandeling over de droogmaking van de Haarlemmer-meer. Met kaarten en plaat ('s Grav. Amst. 1821); Antwoord op de ‘Vrije gedachten van een ingeland van Rijnland’ [d.i.J. de Gelder, zie II kol. 463] (ibid.
[pagina 802]
[p. 802]
1821); Aanteekeningen op de Memorie van Jac. de Gelder (ibid. 1822); Twee brieven over de ridderorde van St. Jacobs broederschap, ingesteld door Floris V (ibid. 1827).
Hij huwde 14 Febr. 1787 met Margaretha Clara Munter, dochter van Mr. Andries en Anna Maria du Peyron, geb. 1787, overl. 1833, uit welk huwelijk vier kinderen.
Zijn portret is door J.H. Hoffmeister op steen geteekend.
Auteursrecht onbekend