[Legebeke, Dr. Gerrit Jan]
LEGEBEKE (Dr. Gerrit Jan), 1 April 1847 geb. op Schokland, waar zijn vader de betrekking van hoofdonderwijzer bekleedde, overl. 18 Mei 1893 te Delft. Op Schokland bracht hij de eerste jaren van zijn leven door. Te Kampen, waar zijne familie zich in 1859 ves tigde, bezocht hij een school van meer uitgebreid lager onderwijs. Reeds in 1865 trad hij als hulponderwijzer te Deventer op, maar legde zich daar tevens ook toe op de studie van wis-, natuur-, en scheikunde, waarvoor hij verschillende lessen in die vakken aan de Hoogere Burgerschool volgde. In 1867, na een akte van bekwaamheid tot het geven van middelbaar onderwijs in de wiskunde te hebben verkregen, werd hij benoemd tot leeraar aan de Rijks Hoogere Burgerschool te Roermond. Terwijl hij eerst te Roermond, later te 's Hertogenbosch als leeraar werkzaam was, gebruikte hij den tijd, die hem overbleef, voor allerlei studie. Nagenoeg geheel zonder hulp verrichtte hij daar den moeilijken arbeid aan de voorbereiding voor de verschillende academische examens verbonden, zoodat hij doctorandus in de wis- en natuurkunde was, toen hij in 1878 tot leeraar aan de Rijks-Hoogere Burgerschool te Utrecht benoemd werd. 13 Juni 1879 promoveerde hij tot doctor in de wis- en natuurkunde na verdediging van een proefschrift: Over de functie van Green. Te Utrecht bleef hij niet lang; reeds in September 1881 werd hij naar Delft geroepen, om aan de Polytechnische school eenige lessen in de wiskunde te geven ter verlichting van de taak van den ongesteld geworden prof. Schols; zijn benoeming tot hoogleeraar 23 Febr. 1882 verbond hem voor goed aan die inrichting. Na het eervol ontslag in 1885 aan den hoogleeraar Dr. G.F.W. Baehr verleend, werd aan Legebeke behalve een deel van het onderwijs in de wiskunde (analyse) ook dat in
de theoretische en toegepaste mechanica opgedragen. Hij was een uitstekend docent, en bezat in hooge mate de gaaf, datgene, wat hij wist, helder en in uitstekenden vorm aan anderen mede te deelen. Hij was een vraagbaak voor allen. Maar ook nog op ander gebied maakte hij zich bekend. Sinds 1882 was hij opgetreden als wiskundig adviseur van de toen juist opgerichte Eerste Nederlandsche Verzekeringmaatschappij op het leven, tegen invaliditeit en ongelukken te 's Gravenhage. Daardoor had hij zich langzamerhand vertrouwd gemaakt met alles, wat het verzekeringswezen betrof. Daarom ook werd in 1888 aan Legebeke en Mr. W.L.P.A. Molengraaff, hoogleeraar, te Utrecht aan welke heeren later de heer J.L. Huisinga als secretaris werd toegevoegd, door de Maatschappij tot Nut van 't Algemeen opgedragen een onderzoek in te stellen naar den toestand en de werking van de begrafenis- en ziekenfondsen in Nederland. Het rapport, alleen over de begrafenisfondsen, verscheen in 1891 en getuigde van zooveel zaakkennis en verspreidde over dit onderwerp een