[Lauwers, Jacobus Johan]
LAUWERS (Jacobus Johan), zoon van den kuiper Gerard Lauwers, geb. te Brugge in 1753, ging aldaar op de Academie. Zonder middelen en vol verlangen om Italië te bezoeken, kleedden hij en een zijner kameraden zich als pelgrims en togen zoo op weg en kwamen berooid te Rome aan. Met eene aanbeveling van prof. Paul de Cock wendden zij zich tot den in Rome gevestigden historieschilder Suveè. Deze en een ander schilder de Muijnck waren hun behulpzaam, en bezorgden hun een plaats op het atelier van een schilder, die dozijnsgewijs portretten van paus en kardinalen voor de buitenlui schilderde. Niet lang bleven zij daar, doch trokken naar Parijs, waar Lauwers zijn makker verloor. Een Hollander nam hem mede naar Amsterdam. Hier trouwde hij met Maria de Frey. Hij schilderde landschappen en binnenhuizen, copiëerde ook veel naar oude meesters. o.a. naar Dou. Ook als restaurateur was hij werkzaam. Op het einde van 1799 verrichtte hij talrijke restauraties voor het in voorbereiding zijnde museum, de Nationale Kunstgalerij in den Haag. Spoedig daarna stierf hij te Amsterdam aan eene slepende ziekte. Hij was de leermeester van den broeder zijner vrouw, Johannes de Frey, een knap graveur en van haar zuster Anna de Frey, eene goede teekenares.
van Biema