[Langeveld, Rutger van]
LANGEVELD (Rutger van), geb. te Nijmegen 15 Feb. 1635, overl. te Berlijn, 15 Mrt. 1695, kunstschilder en bouwkundige. Volgens de Allgem. deutsche Biographie zou hij zijn vak in Holland en Frankrijk bestudeerd, en zich grondig ontwikkeld hebben op theoretisch en practisch kunstgebied. Na van 1667 af enkele kleinere werken te hebben verricht ter versiering der nieuwe zalen van het raadhuis zijner vaderstad, ontving hij in 1669 de opdracht van den magistraat een schoorsteenstuk voor de Landschapkamer aldaar te schilderen. Dit werk, voluit geteekend, gedateerd 1670, is ten stadhuize nog aanwezig, en vertoont een allegorische voorstelling der vereeniging van het graafschap Zutphen met Gelderland, in 1078. De kunstwaarde is gering. In 1678 nam Frederik Willem, keurvorst van Brandenburg, bij zijn bezoek aan Nederland, Langeveld mede naar Berlijn, als hofschilder en architect. Hij schijnt daar meer beteekenis gehad te hebben als bouwkundige dan als schilder. Geen enkel schilderstuk van zijn hand is bewaard gebleven, doch het oude koninklijke slot te Köpenick werd gebouwd naar zijn ontwerp. Hoewel eenvoudig van stijl, werd het door tijdgenooten geroemd. Ook van de in 1860 grootendeels verbouwde Dorotheënstadtischekirche, te Berlijn, was hij de ontwerper. Dat Langeveld directeur der berlijnsche schildersacademie geweest zou zijn, zooals wel beweerd wordt, is onjuist. Deze inrichting kwam eerst in het jaar van zijn overlijden tot stand. Langeveld werd begraven in de Dorotheënkirche, waar zijn nagedachtenis wordt verheerlijkt in een latijnsch grafschrift, van niet minder dan 28 regels.
Hij was gehuwd met Naletta de Man, dochter van een bekend nijmeegsch geslacht, en liet een zoon na, Wilhelm, die als een niet onverdienstelijk schilder en ‘castellan’ der berlijnsche schildersacademie geboekt staat.
Van de kerk- en historiestukken, die men wil dat Langeveld geschilderd zou hebben, schijnt behalve het bovengenoemde werk, weinig of niets meer in wezen te zijn. Het Friesche Museum te Leeuwarden bezit eenige portretten van zijn hand, hoofdzakelijk leden der familie Camminga.
Zie: Immerzeel, II, 158; Kramm, III, 951; van Schevichaven, Pensch. uit Nijm. Verl., I, 91.
van Schevichaven