Hoogduitsch, met aanteekeningen en bijvoegsels vermeerderd (Utrecht, 1838); Leerredenen (Arnhem, 1848 en 1855); vertaling van Schwarz' Geschiedenis der jongste theologie (Leiden 1857); hij vertaalde ook drie door het Haagsch Gen. bekroonde verhandelingen uit het Duitsch (van Bitsius over de doodstraf, van Hochstetter en van Oschwald over het socialevraagstuk en de kerk, Leiden, 1870 en 1874). Hij was een der medestichters van de Ned. Gustaaf Adolf Vereeniging in 1853, en lid van de comm. voor de O. en W.-l. kerken. In 1843 trad hij in het huwelijk met baronesse A.C. Collot d'Escury, gest. 1851; in 1854 hertrouwde hij met eene zuster van prof. Scholten.
Zijn portret is gelithographeerd door F. Schröder, door L. Springer en door A. Uytenbogaert.
Zie: J.J. Prins in Levensb. Letterk. 1887, 3.
Herderscheê