[Kloek, Willem Jacob]
KLOEK (Willem Jacob), te Alkmaar geboren 1733, ged. 12 Febr., overl. 3 Dec. 1811, zoon van burgemeester mr. Gerard K., overl. 29 Febr. 1760, en Cornelia Witte, begr. 10 Oct. 1761. Hij werd in 1758 te Utrecht als student ingeschreven en voerde reeds den meestertitel toen hij voor het jaar 1759 schepen werd. Hij was dat ook in 1760, 62 en 63, werd lid der vroedschap 26 Maart 1760, vervulde het burgemeesterschap in 1778, 79, 82 en 86 en werd in Januari 1787 lid van Gecomm. Raden van Westfriesland en het Noorderkwartier. Reeds in de vroedschap de zijde der patriotten houdende, bevorderde hij met 4 andere Gec. Raden, zonder toestemming en medewerking der 2 andere, de vorming en uitrusting van het vliegend legertje in Noord-Holland, den secretaris mr. B. Blok machtigende tot het geven van patenten en ammunitie van oorlog. Daardoor behoorde hij tot de categorieën, die bij het 15 Febr. 1788 door de Staten van Holland gearresteerde placaat van amnestie waren uitgezonderd. Herhaaldelijk voor het Hof van Holland gedagvaard, bleef hij afwezig en 23 Maart 1790 werd hij voor altijd uit de provinciën Holland, Zeeland, Friesland en Utrecht gebannen. Ingevolge de 3 Febr. 1795 door de Provis. Representanten van het Volk van Holland gearresteerde publicatie tot terugroeping der verbannenen, en een denzelfden dag door de alkmaarsche municipaliteit genomen resolutie om hem tot terugkeer uit Kampen te noodigen, kwam hij 25 Maart weder te Alkmaar, waar hij plechtig ingehaald, naar het stadshuis geleid en zeer gevierd werd. In Sept. tot representant der burgerij verkoren, nam hij de benoeming niet aan; wel die tot lid van den raad 5 Januari 1803 (van 10 Jan. v.d.j. tot het einde van 1805 was hij wethouder), tot lid der vroedschap 23 Oct. 1807 en tot
lid van den municipalen raad 19 Mei 1811. Hij huwde in het laatst van Maart 1762 te Amsterdam Johanna Geertruid Vermeere,