[Kesteloo, Huibert Martin]
KESTELOO (Huibert Martin), geb. op het Hof te Westkappelle 14 Sept. 1786, overl. te Domburg 15 Jan 1864, zoon van Gillis en Johanna Maria Martin (kol. 679). Zijn vader zoowel als zijn grootvader waren tuinbaas op naburige buitenplaatsen. Huibert Martin werd voor onderwijzer opgeleid en deed 1806 examen; in 1813 behaalde hij akte Fransch. 7 Sept. 1806 werd hij aangesteld tot schoolmeester te Domburg, waar hij reeds een jaar werkzaam was. Door zijn werkzamen aard en nauwgezetheid werd hij secretaris 9 Jan. 1810, tevens werkzaam als griffier van de Maire, ontvanger over 1811 en een half jaar 1812, lid v.d. municipalen raad; van hem wordt gezegd dat hij op een aanmerking van het gemeentebestuur van Domburg, dat zijn sollicitatiewerk niet genoeg klein schrift bevatte, het ‘Onze Vader’ op een stuivertje schreef. Kesteloo heeft veel geschreven, doch weinig werk verscheen in druk. In 1827 en 1828 werden enkele gedichten geplaatst in Lettervruchten van het Nutsdepartement te Sluis. In de Middelburgsche Courant werd opgenomen eene opwekking tijdens den Belgischen opstand. Hij werd door de Maatschappij tot Nut van 't algemeen bekroond in 1832 en 1835, en 1838 loffelijk vermeld. Hij legde 1843 zijn ambt neer, waarop 8 Apr. van dat jaar zijn zoon Gillis Adriaan Kesteloo werd aangesteld; na diens plotselingen dood nam hij eerst tijdelijk de betrekking weer waar, en werd in 1848 weder voor 5 jaar aangesteld. Op zijn verzoek werd hij 1 Nov. 1853 op meest eervolle wijze ontslagen. Hij huwde Mei 1808 Cornelia van der Meule, waarbij kinderen.
Zie: H.M. Kesteloo, Domburg in Woord en beeld; J.G. Frederiks in Nieuw schoolblad 1 Juli 1887; F. Nagtglas, Levensberichten van Zeeuwen I, 534.
de Waal