| |
[Isabella Clara Eugenia]
ISABELLA CLARA EUGENIA, aartshertogin van Oostenrijk, dochter van Philips II, koning van Spanje (I kol. 1403) en Elisabeth van Valois, dochter van koning Hendrik II van Frankrijk, geb. te Segovia 12 Sept. 1566, overl. te Brussel 1 Dec. 1633. Zij werd te Madrid en te Segovia opgevoed. Haar moeder overleed reeds, toen zij twee jaar oud was; zij was de meest geliefde dochter van Philips II, dien zij dikwijls op de jacht of op tochten naar kloosters vergezelde. Zij was bedreven in verschillende kunsten,
| |
| |
dans, muziek en dichtkunst, was belezen in geschiedenis en deelde geheel de staatkundige en godsdienstige denkwijze van haar vader, wiens correspondentie zij soms voerde. Vele plannen zijn door dezen ontworpen, om een waardigen echtgenoot voor haar te vinden en daarbij tevens de belangen van Spanje te bevorderen. Winter 1576-77 sprak Philips te Guadalupe met koning Sebastiaan van Portugal over een toekomstig huwelijk met Isabella. Door den dood van Sebastiaan in het gevecht bij El-Kasr-el-Kebir tegen de Mooren in Afrika (Jun. 1578) sprong dit plan af. Van een huwelijk met Frans van Anjou, Isabella's oom, is slechts terloops sprake geweest. Meer voor de hand lag eene verbintenis met keizer Rudolf, waarop de keizerin-moeder bij een bezoek aan haar broeder Philips tijdens zijn verblijf in Portugal sterk aandrong. Reeds bij de geboorte van Isabella was deze partij voor haar voorgeslagen. Philips gaf zijne toestemming, maar keizer Rudolf talmde met het doen van een aanzoek om Isabella's hand. De keizerin-moeder liet daarom door middel van graaf Khevenhiller, oostenrijksch gezant in Spanje, bij Rudolf aandringen op het nemen van een besluit (1584). Voor het geval, dat hij van het huwelijk afzag, wenschte zijne moeder haar tweeden zoon Ernst van Oostenrijk den echtgenoot van Isabella te zien worden (zie kol. 354). Rudolf gaf zijn plan niet op, maar stelde nieuwe voorwaarden; bij de Nederlanden, die als huwelijksgift waren beloofd, verlangde hij ook nog Milaan; in 1590 begeerde hij nogmaals een uitstel tot eind 1591, hetgeen Philips noode toestond.
Inmiddels werden de plannen, om aartshertog Ernst als huwelijkscandidaat in de plaats te doen treden van zijn broeder Rudolf, door de keizerinmoeder nader tot de uitvoering gebracht. Toen aan Ernst de landvoogdij in de Nederlanden werd opgedragen door Philips II (Juni 1593), werd hem het uitzicht op de hand van Isabella, ja zelfs op den spaanschen troon, voorgespiegeld. Graaf Khevenhiller, die voor de onderhandelingen over het huwelijk van Isabella naar Oostenrijk gezonden was, hield met Ernst herhaaldelijk besprekingen over de middelen, om deze vooruitzichten te verwezenlijken. De vroegtijdige dood van den aartshertog (1594) deed alle plannen in duigen vallen, maar bovendien was de politiek van Philips II in deze jaren op een ander doel gericht, nl. op de verheffing van Isabella op den troon van Frankrijk. Als kleindochter van Hendrik II achtte Philips haar meer gerechtigd tot de opvolging dan den Hugenoot Hendrik van Navarre.
Ook onder de leiders der Ligue vond dit denkbeeld aanhangers. Als gemaal der toekomstige koningin werden de jonge hertog Frans de Guise of een oostenrijksche aartshertog, hetzij Ernst of diens jongere broeder Albertus genoemd. De hertog van Feria, Ybarra, de Tassis, Bernardino en In̈igo de Mendoza werkten in Frankrijk voor de verheffing van Isabella op den franschen troon. Philips deed 2 April 1593 een officieel voorstel bij de Staten-Generaal indienen, om Frans de Guise en Isabella tot koning en koningin van Frankrijk te verheffen. Het voorstel werd echter verworpen, niettegenstaande Philips een leger van 40.000 man en financieelen steun beloofde om Hendrik IV te bestrijden. Diens bekeering tot de katholieke Kerk deed hem spoedig den steun van alle partijen verwerven, zoodat de plannen van Philips bij niemand meer aanhang vonden. Een oogenblik scheen het nog, dat Hendrik IV voor een huwelijksaanzoek bij Isabella te vinden zou zijn. Bernardino de Mendoza deed door middel van den gezant Nuñez aan Hendrik voorspiegelen,
| |
| |
dat een dergelijk aanzoek bij Philips kans van slagen zou hebben. De geheime zending van Guillaume Fouquet, onder den aangenomen naam van La Varenne, naar Spanje was het gevolg van deze voorspiegelingen, maar de zaak lekte uit en wekte vooral tegenwerking bij Hendrik's protestantsche onderdanen, zoodat de onderhandelingen werden afgebroken.
Nog een ander fantastisch plan zweefde Philips voor; Isabella zou koningin van Engeland worden. De bul van paus Sixtus V, die in 1587 koningin Elisabeth vervallen verklaarde van den troon, verhief Philips II tot haar plaatsvervanger; Isabella zou voor hem regeeren. Na het mislukken der Armada gaf Philips dit plan nog niet op; hij bleef aanspraak maken op den engelschen troon als afstammeling van Jan van Gaunt, een zoon van koning Eduard III en onder de Katholieken in Engeland bestond eene partij, die de rechten van Philips erkende. Op eene bijeenkomst in 1594 werd Isabella door dezen als opvolgster aangewezen. Men zag haar liever de regeering aanvaarden dan den zoon van Maria Stuart, Jacobus, die wegens zijne twijfelachtige godsdienstige gezindheid door zijne moeder zelf van de opvolging was uitgesloten.
Na de nederlaag bij Finisterre (1596) is geene poging tot verheffing van Isabella meer gedaan. Wel deed Philips bij den Paus op hare rechten wijzen en in 1602 werd nogmaals met de engelsche Katholieken onderhandeld. Maar minister Olivarez verklaarde, dat Spanje niet in staat was de aanspraken van Isabella krachtig te ondersteunen, zoodat geene toerustingen gemaakt werden.
Sedert Albertus van Oostenrijk zijn broeder Ernst als landvoogd in de Nederlanden was opgevolgd, bestond het plan, dat hij Isabella zou huwen en 1598 kwam dit tot uitvoering. Bij akte van 6 Maart stond Philips de Nederlanden aan Albertus en Isabella af (over de voorwaarden, alsmede over de regeering der Aartshertogen zie het art. Albrecht (kol. 20). Albertus zou voorloopig voor haar regeeren (akte van 30 Mei); de Staten der gewesten huldigden de Aartshertogen 22 Aug. Hun huwelijk werd 15 Nov. te Ferrara ingezegend door paus Clemens VIII, waarbij Isabella vertegenwoordigd werd door den hertog van Sessa. Te Valencia werden de huwelijksfeesten gevierd (18 April 1599). De Aartshertogen kwamen Aug. in de Nederlanden terug en werden 5 Sept. te Brussel schitterend ingehaald. De voornaamheid in Isabella's verschijning en kleeding maakte daarbij diepen indruk. Vẹrvolgens bezwoeren zij de Joyeuse Entrée te Leuven (25 Nov.), Brussel 30 Nov.) en Antwerpen (10 Dec.), waar zij tot 24 Febr. 1600 onder het bijwonen van allerlei feestelijkheden verblijf hielden. Na eene verdere reis door de Nederlanden, Duitschland en Oostenrijk vestigden zij zich voor goed te Brussel. Het hof op Caudenberg was geheel ingericht volgens de spaansche etiquette; feesten en plechtigheden werden aanvankelijk met groote praal gehouden. Isabella wist zich bemind te maken, zonder de strenge beginselen, waarin zij was opgevoed, te verloochenen. In later dagen vooral na den dood van haar echtgenoot, kreeg haar hof het voorkomen van een klooster en leefde zijzelve als een non. Zij steunde haar echtgenoot in zijne ondernemingen o.a. bij het bedwingen der muiterij voor den slag bij Nieuwpoort, waartoe zij beloofde hare juweelen te gelde te zullen maken, als de soldij uitbleef. Zij stelde groot
belang in het beleg van Oostende, waarvoor zij bedevaarten ondernam naar Notre-Dame van Hal. Overigens onthield zij zich van ingrijpen in de regeering.
| |
| |
Na den dood van haar echtgenoot (13 Juli 1621) aanvaardde zij zelf de regeering krachtens een besluit van 1 Febr. 1601, dat haar voor levenslang tot landvoogdes benoemde ingeval van overlijden van Albertus. De souvereiniteit verviel daarbij aan den koning en 16 Sept. 1621 werd Philips II in het Zuiden gehuldigd. De oorlog met het Noorden werd met kracht hervat, terwijl Spanje ook deel nam aan den oorlog tegen de Protestanten in Duitschland. Gulik werd bezet (Febr. 1622) en Bergen op Zoom ingesloten (5 Oct. ontzet). Tegen Ernst van Mansfeld, die in dienst der Staten-Generaal van het Noorden was overgegaan en die tot het ontzet van Bergen op Zoom oprukte, had een gevecht bij Fleurus plaats (29 Aug.), dat onbeslist bleef. Eene poging van Mansfeld, om uit Engeland eene landing in het Zuiden te doen, werd door de troepen van Isabella, die bij Duinkerken en Grevelingen hadden post gevat, verhinderd (1623). De duinkerker kapers, door de Spanjaarden ondersteund, behaalden verschillende voordeelen op de hollandsche koopvaarders. Met de inneming van Breda door Spinola (2 Juni 1625) eindigde voorloopig echter het succes der spaansche wapenen. Isabella begaf zich naar de veroverde vesting en bezocht op den terugweg Antwerpen, waar Rubens haar portret schilderde.
Voor het gunstig verloop van den oorlog was het niet bevorderlijk, dat de noordelijke Nederlanden den steun wisten te verwerven van groote mogendheden. Frankrijk sloot 10 Juni 1624 met hen een subsidie-verdrag. Engeland trachtte langs diplomatieken weg de teruggave van de Paltz aan keurvorst Frederik te bewerken en zond (Juni 1622) Sir Richard Weston naar Brussel, om daarover te onderhandelen. Een wapenstilstand van 15 maanden, namens Elisabeth voorgesteld, verwierf de goedkeuring van den Keizer, maar kon toch niet tot stand worden gebracht. De Republiek verkreeg (Juli 1624) ook van Engeland toezegging van subsidie, maar van de vervulling der belofte kwam niet veel, daar de bondgenoot spoedig weer met Spanje ging onderhandelen. De schilder Rubens aanvaardde tot dit doel een gezantschap naar Madrid en Londen (1628) en bewerkte (1629) een vrede tusschen Spanje en Engeland op den voet van dien van 1604. De verovering van Grol (Aug. 1627) en 's Hertogenbosch (14 Sept. 1629) door Frederik Hendrik deden opnieuw inzien, dat de herovering der noordelijke gewesten onbegonnen werk was.
Nog tijdens het beleg van den Bosch werden daarom nogmaals onderhandelingen aangeknoopt namens de Infante, in Sept. voortgezet door den heer van Marquette die daartoe te Rozendaal kwam. Een bestand van 24 jaar werd voorgesteld; de Prins, die begin 1629 reeds door middel van juffrouw Tserclaes was voorbereid op dergelijke voorstellen, was niet afkeerig van een bestand, maar de stemming in het Noorden was niet gunstig, zoodat de onderhandelingen werden afgebroken (1630).
De laatste regeeringsjaren van Isabella waren niet de gelukkigste. Zoowel de oorlog als de binnenlandsche staatkunde gaf tot vele moeilijkheden en teleurstellingen aanleiding. Aan de Republiek werd opnieuw door Frankrijk steun toegezegd krachtens een verdrag, dat 1 millioen livres jaarlijksche subsidie in uitzicht stelde, als de Nederlanden binnen 7 jaar geen verdrag met Spanje aangingen. Op verandering van de fransche politiek viel voorloopig niet te rekenen, aangezien de machtige leider, kardinaal de Richelieu, nog pas getriomfeerd had over zijne
| |
| |
tegenstanders, aan wier hoofd de koninginmoeder Maria de Medicis en haar zoon Gaston van Orleans stonden. Maria had een toevlucht gezocht bij de Aartshertogin, die haar te Mons verwelkomde en met haar het kasteel Marimont, Antwerpen en Brussel (13 Aug. 1631) bezocht. Zij hield jaren lang verblijf in de Nederlanden, waarheen zij gevolgd werd door haar zoon Gaston, dien Isabella in zijne ondernemingen tegen koning Lodewijk XIII met geld ondersteunde. De Infante zond inmiddels François Carondelet, deken van Kamerijk, naar Frankrijk om eene verzoening tot stand te brengen, maar Richelieu gebruikte dezen gezant om de nederlandsche edelen tegen Isabella op te zetten. Er bestond nl. onder deze eene partij, die zich achteruitgezet gevoelde.
Sedert de troonsbeklimming van Philips IV, die te Madrid den Raad voor Vlaanderen en Bourgondië instelde (1628), waren de Vlaamschgezinden uit de regeering gezet. De Raad van State werd niet gehoord en in de plaats daarvan waren de staatszaken toevertrouwd aan twee junta's, eene voor de oorlogszaken, die geheel uit Spanjaarden bestond, en eene tweede voor handel en onderhandelingen, waarin de almachtige kardinaal Alonso de la Cueva, markies van Bedmar het voorzitterschap bekleedde. Deze moest 1629 wijken voor de oppositie en werd vervangen door den meer toeschietelijken Francisco de Moncada, markies van Aytona. De junta's werden door Isabella weer afgeschaft, maar de ontevredenheid over den geringen invloed der Nederlanders op het bestuur bleef bestaan, terwijl ook de stilstand van den handel ten gevolge van het voortzetten van den oorlog aan de regeering geweten werd. Eene samenzwering had zich zelfs gevormd, die Richelieu zooveel mogelijk aanwakkerde. De prinsen van Barbançon en Epinoy, de hertog van Bournonville, stadhouder van Lille, Douai en Orchies, de graaf van Egmond, Renée van Renesse, graaf van Warfusé, en Hendrik graaf van den Bergh, allen bekleed met posten van vertrouwen, waren de voornaamste deelnemers. Warfusé, een der leden van den Raad van financiën, onderhandelde te Bokhoven en te Rijswijk met den Prins, de Staten-Generaal en den franschen gezant over eene verdeeling der zuidelijke Nederlanden tusschen de Republiek en Frankrijk en spoorde den Prins aan om een tocht naar Limburg te ondernemen. Warfusé en van den Bergh ontvingen ieder ƒ 100.000 en de laatste, gegriefd doordat de markies van Santa Cruz en niet hijzelf tot opperbevelhebber over het leger was benoemd, ging openlijk tot de partij van
de Staten over, hetgeen hij bij manifest van 18 Juni 1632 bekend maakte. De Infante beantwoordde dit geschrift met eene opwekking tot de gewesten, om trouw te blijven (25 Juni). De uitnoodiging tot afval van Spanje, die de Staten-Generaal van het Noorden tot de zuidelijke Nederlanden hadden gericht (22 Mei), had weinig gevolg en de geheele samenzwering verliep spoedig. Frankrijk's hulp bleef uit. Van den Bergh week uit naar Duitschland; door het verraad van den engelschen agent Gerbier werden de deelnemers bekend; Carondelet werd op last van Isabella naar een klooster gevoerd en zijn broeder, de gouverneur van Bouchain, werd bij zijne gevangenneming gedood (Apr. 1633); andere samenzweerders werden na den dood van Isabella gevat.
Inmiddels hadden de krijgszaken een zeer gunstig verloop voor het Noorden gehad. Een inval, dien het leger onder Frederik Hendrik in Vlaanderen had gedaan (Mei 1631) om Duinkerken te bemachtigen, was gestaakt wegens de nadering
| |
| |
van het leger van den markies van Santa Cruz. Van spaansche zijde werd eene onderneming tegen het Noorden beproefd met eene vloot onder bevel van graaf Johan van Nassau (I kol. 1221), den prins van Barbançon en den markies van Aytona, die echter eindigde met eene volslagen nederlaag op het Slaak (12 Sept. 1631). In 1632 ondernam Frederik Hendrik in verband met de samenzwering der zuid-nederlandsche edelen en onder toezegging van hulp uit Frankrijk den beroemden tocht langs de Maas, waarop Venlo, Straalen, Roermond, Sittard en eindelijk Maastricht (22 Aug.) zich moesten overgeven. Telkens was gedurende de laatste jaren weer onderhandeld. Rubens had (eind 1631) eene vergeefsche zending ondernomen. Tijdens het beleg van Maastricht was hij nogmaals gegaan, gevolgd door Philippe le Roy. Na hen kwamen Schwartzenberg, de Blasere en Edelheer met den Prins de voorwaarden voor een bestand bespreken (Sept. 1632); de verdere onderhandelingen werden in den Haag gevoerd. Eerst kwam hier Rubens als afgevaardigde der Staten-Generaal van het zuiden (Dec.), vervolgens de drie laatstgenoemde onderhandelaars van Maastricht, Jacob Boonen, aartsbisschop van Mechelen, en andere personen terwijl 16 afgevaardigden van het Noorden aan de besprekingen deel namen. Deze duurden een geheel jaar, zonder dat men in dien tijd veel verder kwam; in het Noorden was eene sterke partij, die niets van een bestand wilde weten. Vele eischen, die het Noorden stelde, zooals sluiting van de Schelde, voortzetting van den oorlog in de koloniën of vrije vaart op de spaansche koloniën, dulding van den protestantschen godsdienst in het Zuiden, afstand van Breda, Gelder en van het pas door Frederik Hendrik veroverde Rijnberk, waren voor Spanje niet gemakkelijk in te willigen. De
fransche gezant Hercule de Charnacé trachtte door aanbiedingen van ondersteuning de Republiek tot het voortzetten van den oorlog te bewegen. Aytona en Peter Roose, president van den Geheimen Raad, vertegenwoordigers van koning Philips IV, werkten den voortgang der onderhandelingen tegen. De volmacht tot het aangaan van eene overeenkomst moest uit Spanje komen, daar Isabella geene toestemming had om in naam des konings te onderhandelen. Aerschot reisde (Nov.) naar Spanje om eene volmacht van Philips te ontvangen; hij werd hier echter gevangen gehouden, omdat men hem verdacht van deeIneming aan de samenzwering van 1632. De onderhandelingen werden door het Noorden afgebroken (26 Dec.), eenige weken nadat Isabella, die reeds lang door jicht gekweld werd, overleden was. Zij werd in de kapel van het hof begraven; eerst 1650 liet aartshertog Leopold haar stoffelijk overschot bijzetten in het graf van haar echtgenoot in de hoofdkerk te Brussel.
Haar regeeringstaak had zij niet licht opgevat; dikwijls arbeidde zij tot diep in den nacht. Zeer nauwgezet nam zij de godsdienstplichten waar, nam deel aan processies en begunstigde de oprichting van kloosters. Na den dood van Albertus liet zij zich tegelijk met vele hofdames opnemen in den regel van Sint-Franciscus en vertoonde zich na dien tijd steeds in de grijze kleedij der Clarissen. In het bijzonder steunde zij de orde der Karmelieten en menigeen, die uit Engeland of de Republiek om geloofsredenen was gevlucht, genoot hare bescherming. De Monts de Piété, waarbij onvermogenden op goedkoope wijze leeningen konden sluiten, inrichtingen, die Margaretha van Parma reeds gaarne tot stand had gebracht, werden onder haar bestuur opgericht (1618) en
| |
| |
zij verpandde hare kostbaarheden, om deze onderneming te steunen. Overigens was zij tijdens het leven van haar man niet afkeerig van wereldlijke vermaken. Te Marimont nam zij deel aan jachtpartijen en tuinierde zij gaarne; de hofhouding was hier zeer eenvoudig. Zij stelde deel belang in kunst. Petrus Paulus Rubens was sedert 1608 haar hofschilder. Onder hare regeering werd het plan gevormd om als tegenwicht tegen de sluiting der Schelde een kanaal van Antwerpen naar den Rijn te graven; deze naar de Infante genoemde ‘Fossa Eugenia’ is in later tijd gedeeltelijk tot stand gekomen.
Brieven van Isabella in Colleccion de document. inedit. para la hist. de España XLII; A. Rodriguez Villa, Correspondencia de la Infanta archiduquesa doña Isabel con el duque de Lerma y olras personages (Madrid 1906).
Eene biografie geeft Brantôme, Vie des dames illustres 4e discours; L. Klingenstein, The great Infanta, Isabella Souvereign of the Netherlands (London 1910) en M. de Villermont, l'Infante Isabelle (Paris 1912).
Verder H. Grotius, Annales; Aitzema, Saken van staet en oorlogh I, II; Bentivoglio, Histoire des guerres de Flandre (Paris 1770), III, I. VI; Gachard's uitgaven Rapport sur les archives de l'ancienne chambre des comptes de Flandre (Brux. 1841), Actes des Etats-Généraux de 1632 (Brux. 1853), La bibliothèque nationale de Paris (Brux. 1875-77), Histoire politique et diplomatique de P.P. Rubens (Brux. 1877), Lettres de Philippe II, à ses filles, les infantes Isabella et Cathérine 1581-82 (Paris 1884); G.G. Vreede, Lettres et négotiations de Paul Choart, seigneur de Buzanval (Leid. 1846); Ch. Dubois, Histoire d' Albert et d' Isabelle (Liège 1847); Juste, Conspiration de la noblesse belge contre l'Espagne (Brux. 1851); A. Wauters, Les environs de Bruxelles (Brux. 1855-57); de Villermont, Ernst de Mansfeld II (Brux. 1866); Henrard, Marie de Médicis dans les Pays-Bas (Brux. 1876); Fornéron, Histoire de Philippe II (Paris 1881-82); Calender of State-Papers (Londen 1892-94); A. Waddington, La république des Provinces Unies, la France et les Pays-Bas espagnols (Paris 1895); M.G. de Boer, Die Friedensunterhandlungen zwischen Spaniën und den Niederlanden 1632 und 1634 (Gron. 1898); Brom, Archivalia in Italië ('s Grav. 1908-1911); Blok, Relazioni Veneziani ('s Grav. 1909); Orbaan, Bescheiden omtrent Ned. kunstenaars ('s Grav. 1911); V.
Brants, Recueil des ordonnances des Pays-Bas. Règne d' Albert et d' Isabelle (Brux. 1909); E. Descailles, La légende des bons souverains. Les archiducs (Brux. 1910); Pirenne, Histoire de Belgique IV (1911) 211. Voor tijdschriftartikelen zie het Repertorium van Petit, kol. 168-170, 194, 1037; Fruin's Verspreide Geschriften; voor pamfletten de Catalogi van Muller-Tiele, van der Wulp Rogge, Petit en Knuttel.
Voor portretten zie: Moes, Iconographia Batava e.v.
Haak |
|