georganiseerd, en tot diep in de 18e eeuw heeft zijn werk geene verbeteringen ondergaan. Eene beschrijving van zijne uitvindingen op dit gebied heeft hij nagelaten in een manuscript Het Licht der Lamp- Lantaren, ontstoken door Jan van der Heiden, dat in de stads-bibliotheek te Haarlem berust en in 1913 afgedrukt is in het Maandblad Het Gas. 29 Juni 1671 verleenden de Staten van Holland hem en zijn broeder Nicolaas octrooi voor de uitvinding van een scheprad en van een slangpomp, waarmede water uit de gracht in de brandspuiten kon worden gepompt. Deze laatste uitvinding bewijst dat hij zijne aandacht reeds op het brandwezen had gericht. 25 Maart 1672 nam hij met deze slangpomp voor het eerst een proef bij een zwaren brand; later werd zij, naar het schijnt, voorloopig buiten gebruik gesteld. Kort daarop vond hij de eigenlijke slang-brandspuit uit, die voor het eerst op 12 Januari 1673 werd gebruikt. Reeds vroeger, 24 Oct. 1672, was aan Jan van der Heyden het toezicht op de stedelijke brandbluschmiddelen opgedragen, en 15 Nov. 1673 werden hij en zijn broeder Nicolaas tot generale brandmeesters aangesteld. 21 Sept. 1677 verleenden de Staten-Generaal octrooi voor de uitvinding der brandspuiten, en in hetzelfde jaar maakten de gebroeders haar wereldkundig door de uitgave van een Bericht Wegens de nieuwgeinventeerde en geoctroyeerde slangbrandspuiten: Uitgevonden door Jan en Nicolaes van der Heyden, verduidelijkt door een door Jan geteekende en door Stoopendaal gegraveerde prent. Later werden dergelijke prenten met hollandsche en fransche onderschriften afzonderlijk verspreid. Jan had zijn magezijn toen op de Reguliersgracht in het huis Haarlem, doch in 1681 vestigde hij zich in een door hem gebouwd perceel in de
Koestraat, waar de brandspuitenfabriek tot 1867 is blijven bestaan. Na den dood van zijn broeder ging hij steeds voort, ter zijde gestaan door zijn zoon Jan, de uitvinding te verbeteren. In 1690 zag het licht de Beschryving der nieuwlyks uitgevonden en geoctrojeerde Slang-Brand-Spuiten en Haare wyze van Brand-blussen, Tegenwoordig binnen Amsterdam in gebruik zijnde .... Door der zelver Inventeur Jan van der Heiden en Jan van der Heiden de Jonge, met vele prenten naar teekeningen van Jan van der Heyden. Het werd opgedragen aan de Burgemeesteren van Amsterdam. In 1735 werd voor rekening der erfgenamen een tweede druk uitgegeven. Het geheele brandwezen te Amsterdam is door van der Heyden georganiseerd: de door hem ontworpen brandkeur heeft zeer langen tijd gegolden.
Behalve met de verlichting en het brandwezen heeft hij zich ook beziggehouden met het verbeteren van moddermolens en kachels; zijne uitvindingen op dit gebied hadden echter geen succès. Merkwaardig zijn ook de door Jeronimo de Vries in den Volks-Almanak der Maatschappij tot Nut van 't Algemeen van 1870, blz. 38, beschreven prentschilderijen.
Uit het huwelijk van Jan van der Heyden en Sara Terhiel (die eveneens in 1712, enkele weken na haren echtgenoot, overleed) zijn geboren Jan, die volgt, Samuel, die zijn broeder Jan na diens dood als brandmeester opvolgde en ongehuwd 6 Jan. 1729 stierf, en Sara, die 24 Sept. 1738, eveneens ongehuwd, overleed.
In 1912 werd, op initiatief der vereeniging Amstelodamum, in den gevel der woning, waar Jan van der Heyden van 1681-1712 heeft gearbeid, zijn borstbeeld geplaatst. Zijn portret is door Houbraken gegraveerd, naar het vermoedelijk door hem zelf geschilderd origineel. Een ander portret,