[Henrici, Balduinus]
HENRICI (Balduinus), Bouwen Hendriksz., rechtsgeleerde, naar zijn geboorteplaats a ngeduid als van Zierikzee. Zijn naam komt in 1429 in de matrikel van Leuven voor. Aan de universiteit aldaar, waaraan hij jaren in verschillende betrekkingen verbonden was, verwierf hij in Febr. 1431 den graad van baccalaureus en in 1432 dien van magister artium. Hij werd 8 Oct. 1435 toegelaten als regens in de faculteit der vrije kunsten en gaf daarin les tot het jaar 1443. In 1441 en 1443 was hij deken der faculteit. Inmiddels was hij zich aan de rechtsstudie gaan wijden en in 1437 baccalaureus decretorum geworden. In 1439 en 1442 was hij judex appellationum der universiteit. Na in 1444 het licentiaat in het kanonieke recht verkregen te hebben, gaf hij als buitengewoon hoogleeraar daarin les. In 1452 vermelden de stadsrekeningen van Leuven ‘dat hij doctoir werden woude jnden geestelijken recht’; 16 Jan. 1453, toen hij den verlangden doctoralen graad verkreeg, ontving hij namens de stad een geschenk. 1 Juni 1458 werd hij door de stad aangesteld om de gewone voorlezingen in het kanonieke recht te houden. Genoot hij aanvankelijk daarvoor een wedde van 100 gulden, reeds het volgende jaar werd dit verdubbeld. In 1442 trad hij tijdens de afwezigheid van den rector op als vice-rector; daarna bekleedde hij nog 3 maal het rectoraat der universiteit, tot welke waardigheid hij in Aug. 1453, Aug. 1458 en Febr. 1461 werd gekozen. Bij bul van 12 Nov. 1461 vergunde Pius II hem, als deken der aan gewone bisschoppelijke rechtsmacht onttrokken St. Lievenskerk te Zierikzee, om als deken of door zijn officiaal gedurende 10 jaren over de geestelijkheid en onderhoorigen dier kerk strafrechterlijke macht uit te oefenen, wijl anders buitensporigheden te vreezen zouden
zijn. Wanneer hij de bedoelde decanij verkreeg, is onbekend; het kapittelarchief is verloren. Echter komt hij reeds in 1456 als deken voor (Archief Aartsb. Utrecht XXIV, 118). In 1463 legde hij zijn professoraat te Leuven neder om als deken te Zierikzee te gaan resideeren. Hij was bovendien kanunnik van het kapittel van St. Pieter te Leuven. Zijn sterfjaar is onbekend.
Een handschriftelijke aanteekening (vermeld in de ondergenoemde Analectes XXVI, 304-5) vermeldt hem in 1475 als officiaal van Kamerijk aan de curie te Brussel. Andreas, die hem als jurist roemt, noemt van hem: Lectura ad libros V Decretalium.
Lettend op zijn leuvenschen staat van dienst, is waarschijnlijk Baldewijnus van Zierikzee, die in 1417 te Heidelberg geïmmatriculeerd, daar in 1419 baccalaureus en in 1422 licenciatus artium werd, een ander (G. Toepke, Matrikel der Univ. Heidelberg I, 134 en 374).
Zie: Val. Andreas, Bibliotheca Belgica, 112; dezelfde, Fasti (1650) 155, 157, 171; E. Reusens, Matricule de l' Univ. de Louvain I (Brux. 1903) 20, 22; de zelfde, Actes .... de l' Univ. de Louvain I (Brux. 1903) 112, 123, 367, 430, 447, 471; Analectes pour servir à l'hist. eccl. de la Belgique I (1864) 402; XXVI (1896) 304-5; XXVII (1898) 304-5; XXX (1903) register; G. Brom, Archivalia in Italië no. 1660.
van Kuyk