[Hayman, Johannes]
HAYMAN (Johannes), geb. te Zierikzee omstr. 1620, gest. te Middelburg 13 Oct. 1666, zoon van Petrus H. (kol. 556) en Aletta Jans Ockerse, bezocht de latijnsche school te Vlissingen, sinds 1636 onder het rectoraat van Abr. Beeckman en ging in de medicijnen studeeren te Utrecht. Hier werd hij door zijn leermeester Regius uitgekozen om o.a. tegen den leuvenschen hoogleeraar Plemp de leer van den bloedsomloop te verdedigen in eene Disp. medico-physiologica pro sanguinis circulatione, gedrukt met opdracht aan H.'s oom Jacob Claessen H. (ondertr. te Middelburg 13 Aug. 1616 met Mariade Wieghe), bewindhebber der O.-I. Compagnie te Middelburg, den middelburgschen geneesheer Herman Clingbijl, zijn maecenas, en zijn leermeester Beeckman, met lofvers van Cornelis Bruynvisch. Bij brief van 24 Mei 1640 gaf Descartes zelf aan Regius preciese correcties voor het stuk aan, dat onder zijn invloed geen onderzoek, maar bespiegeling ten grondslag heeft en in zijn tegenwoordigheid 10 Juni 1640 te Utrecht is verdedigd. Nogmaals ingeschreven als stud. med. te Leiden 10 Mei 1641, wellicht in het buitenland gepromoveerd en elders gewoond hebbende (een Johannes Dayman, gepromoveerd te Angers 3 Sept. 1642 oefende kort na 1641 de praktijk uit te Amsterdam, zie Algem. Nederl. Familieblad I (1883-84) reg.)) vestigde hij zich te Middelburg, de voering van den heftigen pennestrijd, waarin Regius tot 1644 ten gevolge van de utrechtsche disputatie gewikkeld werd met den geneesheer te Hull, Jac. Primrose-een herdruk van de verschillende geschriften, ook de disputatie, werd gegeven in de Recentiorum disceptationes de motu cordis, sanguinis et chyli in animalibus (Lugd. Bat. 1647) - alleen aan dezen overlatende. Ondertrouwd te
Middelburg 1 Juli 1645 met Maria van der Merct van Amsterdam, was hij daar sinds 1646 diaken, 1648 dokter van het gasthuis, 1649 stadsdokter, in welke kwaliteit hij met zijn collega Pieter Burs in 1654 een onderzoek instelde naar de heerschende syphilisepidemie en sinds 1651 dokter van het oudemannenhuis; ook was hij ‘'s lands med. doct.’ Hij ondertrouwde opnieuw te Middelburg 3 Juli 1660 met Jacoba van Grijpskerke, dochter van den middelburgschen schepen en raad Jacob Jansen van Gr. en Sara Buydens. Uit zijn eerste huwelijk sproten Dr. Johan H. geb. in 1646, ingeschreven te Leiden als stud. phil. 30 Sept. 1666; Mr. Petrus H., geb. in 1648, ingeschreven te Utrecht als stud. jur. in 1668 en 1669; Nicolaas H., geb. in 1650, ingeschreven te Leiden als stud. phil. 13 Sept. 1673; uit het tweede Aletta H., gehuwd met Pieter Smytegeld en Jacobus H., geb. te Middelburg 5 Febr. 1663, ingeschreven te Leiden als stud. theol. 12 Sept. 1681, sinds 1686 predikant te Baarland, 1703 te Brouwershaven en 15 Jan. 1709 beroepen te Goes (bev. 9 Juni), waar zijn moeder overleed 30 Sept. 1717 en hij zelf 6 Oct. 1718.
Zie: Nagtglas, de Kerkeraad der herv. gem. te Middelburg (ald. 1860) 153, 55, 56, 58; Navorscher