een ongenoemd criticus in Los en Vast (1868), zoo J.E. Sachse in Nederland (1890). De eerste ontving van van Vloten (Levensbode III, 1868), de laatste van van Gorkum (Los en Vast, 1890) een afdoend antwoord. Een waardeerend artikel schreef Cornelis Veth in Europa 1909.
Een tweede werk van Haverschmidt: Familie en Kennissen (Schiedam 1876), bevat een aantal losse schetsen, die hij op verschillende plaatsen had voorgedragen. De meeste daarvan waren reeds vroeger in De liefde sticht en in andere tijdschriften verschenen. In latere drukken werden deze schetsen met enkele nieuwe vermeerderd, sommige daarvan waren vroeger in Goeverneur's Oude Huisvriend geplaatst. Niet opgenomen werd Louw de Lieger (1882). Acht van deze novellen zijn in het Zweedsch vertaald, Mijn broertje buitendien in het Fransch (1886) en in het Duitsch (1891). Een mooie karakteristiek, waarin ook de nadruk gelegd wordt op de verwantschap van Snikken en Grimlachjes met Familie en Kennissen geeft van Hamel in Los en vast, 1876. Ofschoon deze schetsen vooral op de voordracht berekend zijn, geven zij ook bij het lezen groot genot.
Na Haverschmidt's dood werden uit zijn nalatenschap een tiental leerredenen uitgegeven onder den titel Uit geest en gemoed (Schiedam 1894). Vooral ook uit dezen bundel blijkt zijn warm hart, zijn fijn gevoel, zijn veelzijdige belangstelling. Ook zijn humor verloochent zich hier niet. Als predikant was hij zeer bemind; gemakkelijk was zijn taak te midden van orthodoxe ambtgenooten niet. Verder zijn van hem nog een aantal voordrachten bewaard, die niet zijn uitgegeven, terwijl hij nog eenige artikelen in verschillende tijdschriften schreef. Hij teekende uitmuntend; eenige teekeningen zijn opgenomen in den Leidschen Studentenalmanak van 1857 en in het werk van Dyserinck.
Bekend was Haverschmidt door zijn voordrachten. Als gymnasiast hield hij redevoeringen in het gezelschap Minerva nos jungit, te Leiden in de studentenvereenigingen en in het genootschap Frisia, dat, opgericht in 1833, in 1852 door hem nieuw leven kreeg, te Schiedam in de vereeniging Paulus, in 1865 door hem gesticht. Ook vervulde hij dikwijls spreekbeurten op andere plaatsen. Over zijn buitengewone kunst van voordragen schrijft de Vries in Eigen Haard (1894).
Zijn portret is gelithographeerd door W.C. Chimaer van Oudendorp.
Zie: ten Brink, Geschiedenis der Noord-Ned. Letterk. III, 129; Dyserinck, François Haverschmidt (Schiedam 1908); verder: Ter Gedachtenis aan François Haverschmidt (Schiedam 1894); ten Brink in het feestnummer van Vox Studiosorum 1889; Petit, Repert. I, 1299; II, 870; de Vletter in De Nieuwe Taalgids III (1908-1909); Busken Huet, Litt. Fant. en Krit. XXIII (in het art. over Joseph Victor von Scheffel).
Scholte