kerkelijke tucht, begon hij den kerkeraad van Emden bij de andere kerken verdacht te maken, als zijnde hij ten onrechte in den ban gedaan. Het eerst beklaagde hij zich bij de kerk van Wezel, welke kerk op zijn verzoek 19 Nov. 1575 aan Emden om inlichtingen verzocht en 12 Maart 1576 Johannes Pork naar Emden zond met verzoek om advies, hoe te handelen in zake zijner wederopneming. Zijn wensch om wederom in de gemeenschap der kerk te worden opgenomen niet vervuld ziende, ging hij in 1577 naar Engeland, waar de Hollandsche kerk te Norwich hem evenmin aannam. Daarop wendde hij zich tot de classis van Middelburg van 8 Juli 1577 en in 1579 tot de kerk van Gent. De middelburgsche classis bracht zijne zaak op de nationale middelburgsche synode van 1581, die haar naar eene (provinciale) synode van 1582 verwees en den emdenschen kerkeraad verzocht zich aldaar te doen vertegenwoordigen. Emden verscheen echter niet, maar zond 15 Sept. 1582 verschillende gewaarmerkte verklaringen van emdensche burgers over de kerkelijke procedure van Habosch ter synode, waarmee de zaak schijnt geëindigd te zijn.
In 1574 werd ‘Sire Simon Habosch’ uitgesloten van het generaal pardon van den koning van Spanje.
Zie: J. de Jong, De Voorbereiding en Constitueering van het kerkverband der Ned. Geref. kerken (Gron. 1911), reg.; Bibliotheca Historico-Philologico-Theologica Cl. VI (Bremae, 1722), 545, 549-553.
de Jong