[Geest, Wilbrandus de]
GEEST (Wilbrandus de), blijkens zijn Rijmoeffeningen, geb. uit het huwelijk van Julius de G. (overl. 25 Mei 1699) en Bregitta van Bolten (overl. 3 Mei 1699), en denkelijk overleden vóór 1716. Hij was tooneelspeler; zoo hij behoorde tot het haagsche gezelschap van Rijndorp, zal dit niet langer geweest zijn dan tot 1698, daar van dat jaar af tot 1712 een aantal van zijn geschriften te Leeuwarden het licht zagen; een lofvers in zijn Hondert tafereelen (1709) is gericht ‘ad Dominum V. de G. Leovardiensem.’ De volgende werken zijn, wanneer het tegendeel hier niet vermeld wordt, verschenen met den naam van den schrijver. Aldegonda en Barsime, of dubbelde ontschakingh, droef bly eyndent spel, door W.G. (Amst. 1663) ‘zijnde de eerstelingen die onze sanggodin op een tooneel gelieft heeft te vertogen’. De triomfeerende muzyk, kamerspel (Amst. 1698). Pronkaltaar der schilderkonst (Leeuwarden 1698), een gedicht waaronder een ander: Damon klaagende over de wreedheid van Clorinde. Rijmoeffeningen (z. pl., c. 1699), enkele bladzijden, grootendeels met lijkdichten (stuk voor een grooter werk?), zonder auteursnaam. De manzieke vryster, kluchtspel (Amst. 1700). Herderszang op het eeuwgetyde (Amst. 1701); samenspraak. De wederspannige zoon, kluchtspel (Leeuw. 1702), anoniem, doch in v.d. Mark, Naemrol, aan de G. toegeschreven. Het kabinet der statuen, ons van d' aaloudheid nagelaten, welkers makers, navolgers, geboorten, de plaatzen waar zy staan, vertoond worden, en met alle hare afbeeldingen door Jan Lamsvelt verciert, waarby .... een .... Leidtsman in Romen, met een generale afbeelding door Bisschop
getekent, door Wibr. de Geest, schilder. (Amst. 1702); de beschrijving in proza van ‘drie en tachtig statuen of wonderen van Romen’, waarachter (bl. 150-156) het zooeven genoemde Pronkaltaar (echter zonder de andere gedichten). Het vijfde schimpdicht van Juvenalis in Nederl. vaarzen gesteld (Leeuw. 1702), anoniem, maar met door den schrijver onderteekende voorrede; herdrukt in: Alle de schimpdichten van Juvenalis en Persius door verscheide dichteren ... overgebracht (Haarlem, 1709). Valentinus, treurspel (waarachter een gedicht: Zielszuchten, Leeuw. 1707). Honderd taferelen opgehangen in den tempel der waarheid (Leeuw. 1709); gedichten naar aanleiding van bijbelteksten. Boëtius treurspel (Leeuw. 1711); Den Heilandt gebooren (Leeuw. 1712); gedicht. Voorbeelden of proefsteen van deugden en ondeugden in klinkdichten vertoond (Amst. 1713). Philander en Kaliste, harders-spel (Leyden 1716) is volgens de voorrede (ondert.: Artis amore laboremus) ‘by een gevoegt uit een spel door den tooneelspeelder W.D. Geest ons in eigendom na gelaaten, ten waar dat 'er eenige tooneellisten tot Amsterdam eene valsche pretentie op maakten.’
Van 's mans werkzaamheid als schilder is mij