[Eversdijk, Mr. Mattheus (3)]
EVERSDIJK (Mr. Mattheus) (3), ged. te Goes 3 Apr. 1648, gest. aldaar 2 Aug. 1714, zoon van Nicolaas E. en Johanna Verberch (kol. 371), studeerde wel te Utrecht, waar in 1668 een naamgenoot student werd. In zijn geboorteplaats werd hij commissaris van het landrecht 1674-75 en in plaats van zijn vader 24 Juni 1675 schepen, dat hij bleef tot 1677. Omstr. 1680 huwde hij Isabella Leydekker, dochter van den predikant Johannes L. en Isabella Huygens, en werd burgem. van Goes 1685-86, in plaats van zijn vader, voorts 1687-88, 89-90 en 90-91. Zeker nog in 1686 behoorde hij met zijn vader tot de partij van den baljuw Cornelis E. (4) (kol. 367) en daar deze als grafelijk officier wel steeds dezelfde belangen zal hebben voorgestaan, moet E. zijn veranderd. Sinds 24 Juni 1691 pensionarishonorair blijkt hij toch weldra te behooren tot de partij van den burgemeester Adolf Westerwijk, die met vijf schepenen (waaronder E.'s neef Adriaan (1) kol. 365) bij het verkiezen van twee nieuwe stadsrentmeesters op 26 Dec. 1691 als candidaten Nicolaas E. en Johannes van der Hille stelden tegenover die van den anderen burgemeester, vier schepenen en den baljuw, wiens medestemmen, als in 1656, toen hevige twisten veroorzaakte. Bij het onderzoek van Willem III werd E.'s partij in het ongelijk gesteld en de gewone regeeringsverandering op 24 Juni voorloopig verschoven, welk bevel echter juist op den dag zelven kwam. Onder pressie van het saamgestroomde volk had zij niettemin voortgang (E. bleef daarbij pensionaris), hetgeen de stadhouder hoogst kwalijk nam. Zijne troepen belegerden de stad en bezetten haar 13 Aug. 1692. Westerwijk en E. werden gevangen genomen, zij en hunne volgelingen 1 Sept. uit de regeering geremoveerd en hunne tegenstanders tot
rechters over hen aangesteld. Veroordeeld om met het zwaard over het hoofd gestraft en met confiscatie zijner goederen verbannen te worden (een vonnis, dat door den stadhouder in enkele verbanning werd veranderd) werd E. in den nacht van 30 Dec. naar Bergen-op-Zoom gevoerd. Hij vertoefde daar ongeveer een jaar, waarna hij vergunning kreeg eerst af en toe, daarna onbepaald, in Goes te vertoeven. Na den dood van den stadhouder namen hij en zijne partijgenooten zonder meer weer de stedelijke functies in, en komt hij opnieuw als burgemeester voor 23 Mei-24 Juni 1702, 1702-3, als pensionaris honorair 1703-4 en als burgemeester 1704-5, 1705-6. 19 Nov. 1705 werd hij gecommitteerde raad van Zee-