[Eversdijk, Mr. Cornelis (4)]
EVERSDIJK (Mr. Cornelis) (4), ged. te Goes 23 Juli 1651, gest. aldaar in 1713, zoon van den voorgaande, is wel identiek met een zijner naamgenooten, die als Goesa-Zelandus en stud. iur. zijn ingeschreven te Leiden 19 Sept. 1667, 16 Sept. 1673 en te Utrecht 13 Mrt. 1675. Hij werd te Goes commissaris van het landrecht 1675-77, huwde er omstr. 1676 Adriana van Tradt of van 't Rat, werd schepen 1679-81, dijkgraaf van de breede watering, superintendant van Zuid-Beveland en was sinds 24 Juni 1681 baljuw van Goes. Hoewel zijn aanhang aanvankelijk werd gesteund door zijn neef Nicolaas (kol. 371) en diens zoon Mattheus (3) (kol. 370) bleek laatstgenoemde aan de zijde te staan van de tegenpartij, die van Adolf Westerwijk, toen deze bij de verkiezing van twee nieuwe rentmeesters op 26 Dec. 1691 met vijf schepenen candidaten stelde tegenover Cornelis Lopse en Lucas van Beysselaar, gekozen door den burgemeester Ferd. Gruiwardt, vier schepenen en den baljuw (gesteund door zijn broeder den secretaris Johannes kol. 369), hetgeen, evenals eenmaal in 1656, door de in twijfel getrokken bevoegdheid tot stemmen van den grafelijken officier, de heftige beroeringen veroorzaakte (een Remonstrantie dd. 26 Mrt. 1692 van E. vindt men o.a. in Pamflet Knuttel 13787), die eindigden met het ingrijpen van Willem III ten gunste zijner partij, de inneming der stad door diens troepen en de verandering der regeering op 1 Sept. 1692. Toen zijne politieke geloofsgenooten, Alex. de Munck en Cornelis Veth, te Middelburg de voor hun partij na den dood van Willem III verloren gegane regeeringsposten op 26 Jan. 1704 ‘met tumult en oproer’ zochten te bemachtigen, behoorden daar tot hun volgelingen ook E. en zijn zoon Cornelis (ged. te
Goes 14 Apr. 1680, wellicht de te Leiden als stud. iur. 18 Sept. 1699 en 26 Sept. 1705 ingeschrevene en later (1724-25) goeschen schepen), waarom zij 2 Febr. 1704 met anderen zijn ingedaagd. Als baljuw van Goes is E. dan ook bij resolutie van H.H.M. van 6 Mrt. 1704 gesuspendeerd en ondanks de 11 Sept. afgekondigde amnestie, 6 Apr. 1705 voor goed ontslagen, waarna hij verder niet meer in de goesche regeering voorkomt. Behalve genoemde zoon sproten uit zijn huwelijk Ester (geb. 1677), Maria (1677), Johannes (ged. 3 Nov. 1682), Adriaan (kol. 365), Ester (ged. 14 Febr. 1688) en Marinus E. (ged. 27 Apr. 1689).
Zie: Cat. pamfletten prov. bibl. in Zeeland I (Midd. 1892) 313-318 en Knuttel nrs. 13787-13800; Notulen Staten van Zeeland van 11 Febr. 1704; bundels papieren bedoeld in Cat. prov. bibl. in Zeeland II (Midd. 1907) 16, regel 17-25;