[Eversdijk, Cornelis Wz. (1)]
EVERSDIJK (Cornelis) Wz. (1), geb. te Goes ± 1580, oudste zoon van Willem Dignusz. E. en Maria Smallegange (zie kol. 364-65), werd 10 Aug. 1613 te Goes lid der confrérie ‘Le noble arquebuse’ en ondertr. er 17 Oct. 1615 met Francyntje Zagarus, j.d. van Goes. Mei 1619 reisde hij naar Antwerpen, verliet Goes in 1631, (verg. art. van zijn zoon Willem kol. 372), maar deed er weer in 1635 op den zolder van zijne woning eene vergaderplaats inrichten voor zijne katholieke geloofsgenooten, welk huis in 1644 ten dienste der gemeente werd afgestaan. Ten huize zijner erfgenamen (behalve genoemde zoon werd nog een Jacob E. in 1652 lands- en in 1664 stadspastor) en die van Jan Boom, werd 13 Juli 1652 door de goesche magistraat onderzoek gedaan op wat wijze die dienst daar werd uitgeoefend en gelast alles binnen acht dagen te vernietigen. E. was een goed schilder, vooral in het geschiedkundige; doelenstukken van hem (1616) zijn in het museum Boymans te Rotterdam.