[Everdingen, Pieter van]
EVERDINGEN (Pieter van), tweede, te Amsterdam geb., zoon van Allart (kol. 362), schilderde en teekende. Op de veiling van P. Loquet te Amsterdam 1783 kwam eene schilderij voor, dat ƒ 50 opbracht, een paar drinkende en rookende boeren voor een buitenhuis, waaruit een boerinnetje over de onderdeur ziet, voorstellende, en de catalogus der veiling van J. de Bosch aldaar, 1785, noemt van hem 2 teekeningen, een landen watergezicht en een woelend water; een dergelijke teekening van kleine afmeting bezit ook het alkmaarsche museum. Na zijns vaders dood bij zijne moeder inwonende, verslofte hij de zaak en eigende hij zich geld toe, hem door Jacob Trip verstrekt om schilderijen in het Heerenlogement te koopen. Hij schijnt toen zijne toevlucht gezocht te hebben bij zijne kinderlooze tante te Alkmaar en zich ook daar misdragen te hebben. Burgemeesteren achtten zijne inwoning schadelijk en gelastten hem 1 Dec. 1682 ƒ 25 boete voor de armen te betalen en vóór 's middags 12 uren van den volgenden dag de stad te verlaten, op poene van gijzeling en betaling der kosten van sluiten en ontsluiten. Hij voldeed de boete en vertrok. In het graf van Helena van Oosthoorn zijn begraven 22 Oct. 1721 Aaltje Cornelis van Delft, 5 Nov. 1727 Catharina, 6 Juni 1736 Sara en 20 Jan. 1739 Pieter. De eerste houden wij voor de vrouw, de tweede en derde voor dochters van den laatsten.
Zie: Kramm, De levens en werken; Oud-Holland 1899, 220; 1903, 60; Bruinvis, Beeldende Kunstenaars te Alkmaar, 16.
Bruinvis