[Engels, Engelbert]
ENGELS (Engelbert) geb. te Antwerpen 3 Sept. 1690, Jezuïet 27 Sept. 1707, priester 21 Sept. 1720 gest. te 's Gravenhage 10 Nov. 1740. Hij was tusschen 1720-1733 in de Zuidelijke Nederlanden werkzaam als predikant en stond eenige jaren aan het hoofd van het Jezuïetencollege te Mechelen. Van 1733-1740 nam hij te 's Gravenhage de bediening waar van kapelaan bij het spaansche gezantschap. Van den nuntius te Brussel, Gonzaga, verkreeg hij, bij de aanvaarding van dit ambt, ampliatie van zijn jurisdictie. Deze jurisdictie bestond hierin, dat hij de pastoralia mocht toedienen niet enkel ‘aan de huisgenooten des spaanschen gezants maar ook aan hen, die verbonden zijn aan gezegde kapel, al zouden zij niet vallen onder het getal der huisgenooten des gezanten.’
Die vermeerdering van jurisdictie strekte zich dus over de stadgenooten uit, volgens E., die in 1733, 39 kinderen tot de eerste H. Communie toeliet, er 4 doopte, 1 huwelijk sloot en aan 17 personen de laatste H. Sacramenten toediende.
Dat deze opvatting de ware was, is bestreden door P. Zwart in Bijdr. Bisd. Haarlem XVIII,