[Dijck, Martinus van]
DIJCK (Martinus van), of Dyck, geb. te Waelhem 17 Jan. 1699, zoon van Cornelius en Margareta Sommers, overl. te Diest 6 Mei 1769. Hij had 16 April 1718 zijne kloostergeloften uitgesproken in de cistercienserabdij St. Bernard bij Antwerpen, werd priester gewijd 27 Sept. 1722 en trad van 1727 tot 1732 op als leeraar der theologie en schriftuur in zijne abdij. Ten onrechte zegt Taxandria, dat hij kapelaan was te Wouw. Sinds 1732 werkte hij als pastoor te Hoeven, totdat hij 12 Mrt. 1738 in dezelfde hoedanigheid overgeplaatst werd naar Gastel. Hij scheen de geschikte persoon niet, om in die parochie, waar door het onwaardig gedrag van zijn voorganger alles in beroering was gebracht, rust en vrede te brengen. Sept. 1739 keerde hij naar de abdij terug, om opnieuw als lector werkzaam te zijn. In 1751 en 55 treft men hem aan als geestelijken bestuurder der nonnenabdij zijner orde Marienrode bij Diest en daarna van St Bernardsdal in Diest, waar hij overleed. Zijn portret komt voor op eene overgroote schilderij nog bewaard in de abdij te Bornhem voorstellende de groep van jubilarissen der abdij in 1769 in leven. Martinus van Dijck was een gevierd kanselredenaar. Het H.S. Bouvaert, Verschijdene gedigte V, 1-15 (Archief Bornhem), bevat van hem: Sermoon op de volle jubilé van fr. G. Bouvaert gepredikt in de kerk van S. Bernards, 11 Mei 1755. In druk verscheen van hem: Oratio funebris in exequiis R.D.G. Rubens in S. Bernardi ad Scaldim monasterio O. Cist. abbatis dignissimi (s.l. 1736); Oratio funebris in exequiis R.D.A. Adriaensens in S. Bernardi ad Scaldim monasterio O. Cist. abbatis dignissimi (s.l. 1741).
Zie: Aquilae mysticae praelato Vylderio famoso in religione sacerdotio et praelaturae jubilario