jaren. Zijn krachtig gestel hadden de ontberingen en vermoeienissen van het indisch militair leven niet merkbaar getroffen, dank zij de matigheid die hem van de jeugd af eigen was. Afwezigheid van vrees voor persoonlijk levensgevaar, onverwinlijke zucht naar nuttigen arbeid en uitbreiding van zijn kennis deden hem daarom het aanbod aanvaarden, doch hij bedong de voorwaarde, dat hij, na een driejarig verblijf te Djeddah, in aanmerking zou komen voor een consulaat bij voorkeur in het Oosten. Die voorwaarde werd aanvaard en in Februari 1894 werd hij als consul in Djeddah benoemd. Doch slechts korten tijd, waarin hij een hevige ziekte doorstond, bleef hij daar werkzaam. In November van dat jaar was hij reeds terug.
Blijkbaar had hij in dien korten tijd reeds getoond in den consulairen dienst uitnemend op zijn plaats te zijn, want in het begin van 1895 werd het consulaat-generaal te Hongkong hem aangeboden. Tevens werd hij in dien tijd aangezocht om hoofdadministrateur te worden van de Billiton Maatschappij, doch hij verkoos den consulairen post en vertrok nog in de lente van genoemd jaar naar Hongkong. Hij nam zijn reis over Genua: in Geneve wachtte hem zijn aanstaande vrouw, Marie Mélanie Galfré, hij huwde aldaar en reisde kort daarop naar zijn bestemming. Niet alleen in handels- en industrie. zaken, maar ook op politiek en diplomatiek terrein, heeft Droeze te Hongkong ongeveer 13 jaren met onverdroten ijver en scherp doorzicht van zaken gearbeid. Een van zijn eerste bemoeiïngen betrof de opsporing in Binnen-China van de ingewikkelde bedrijven der munters van valsch geld, bestemd voor Ned.-Indië. Tal van uitgewerkte nota's en memoriën over de koelie-emigraties, over de verhoudingen niet alleen van China, doch ook van Japan tot alle mogendheden bewezen, volgens bevoegde beoordeelaars, zijn juiste opvatting en praktische adviezen. Doch eerst als de archieven van het laatst der vorige en het begin van deze eeuw voor 't algemeen zullen geopend zijn, zal het blijken kunnen met welken omvangrijken en belangwekkenden arbeid D. zijn land gediend heeft. Alsnog wordt zelfs de aanduiding van de onderwerpen, waarover hij zijn inzichten heeft medegedeeld, niet voor openbaarmaking geschikt geacht.
In 1906 was hij voor den tweeden keer uit Hongkong met verlof. Over Siberië had hij de terugreis aanvaard. Zijn lichamelijke toestand was echter toen reeds kwijnend. Het klimaat te Hongkong had den laatsten tijd veel van zijn weerstandsvermogen gevergd. Vurig verlangde hij elders het land te dienen. Doch de gelegenheid was hem niet gunstig. Hij ging dan ook Februari 1907 terug naar de plaats, waar hij wist dat zijn krachten zouden blijken te falen. Hij reisde toen over Vancouver en Japan. Doch reeds in het begin van 1908 moest hij repatrieeren. Ten uiterste krank, lijdende aan indische spruw en pernicieuse anemie, aanvaardde hij de reis naar Europa.
Aanvankelijk een weinig hersteld, overschatte hij hier al spoedig zijn krachten, vertrouwende op zijn gezond gestel en vatte zijn kwaal als een tropische ziekte op, die in dit klimaat van zelf zou genezen. In October zitting nemende in de commissie tot het afnemen van het examen voor den consulairen dienst, voelde hij weer geheel zijn oude energie levendig en gaf zich geheel aan het werk, waartoe deze commissie hem riep. Weldra verstond hij ook dat het Gouvernement in hem den eenigen man zag, die de leider moest zijn van