te Naaldwijk en vestigde zich in 1835 te Delft. Zijn liefde voor de natuurwetenschappen maakte, dat hij zich vooral toelegde op de scheikunde, zoodat hij na de oprichting der Kon. Akademie ter opleiding van ingenieurs enz. 25 Febr. 1843 werd benoemd tot leeraar in de scheikunde. 30 April 1846 verkreeg hij den titel van hoogleeraar.
Hij was van 1844-1847 hoofdredacteur van het Tijdschrift voor handel en nijverheid, waarin verschillende artikelen van zijn hand verschenen.
Bovendien schreef hij: Fr. Koehler, De scheikunde met betrekking tot het fabriekwezen, naar de 4de uitg. uit het Hoogduitsch vertaald (Delft 1845-46, 2 dln. 8o.); C.R. Fresenius, Handleiding tot de qualitative chem. analyse. Naar de 9de uitg. uit het Hoogd. vert. (Delft 1856, 8o.); K. Holtzmann, Grondbeginselen der werktuigkunde. Uit het Hoogd. overgebracht (Delft 1851). Zijn portret werd gelithographeerd door C.W. Mieling.
Roelofs Heyrmans