[Dohna, Christiaan Albert graaf van]
DOHNA (Christiaan Albert graaf van), geb. 1621 te Küstrin, overl. 14 Dec. 1677 te Gartz. Zoon van Christoffel, graaf van Dohna, en van Ursula, gravin van Solms (zuster van Amalia). Reeds in 1635 diende hij onder prins Frederik Hendrik, bij diens ruiterij, tot 1648, in welk jaar hij overste was. Na den dood van den stadhouder, bij wien hij in hooge gunst stond, begaf hij zich naar Pruisen, doch werd weldra weer naar Holland geroepen en begeleidde in 1654 zijn tante, de prinses-weduwe van Oranje, naar Berlijn, waar de keurvorst hem tot luitenant-generaal der infanterie aanstelde. Later kreeg hij het bevel over Küstrin, alsmede het stadhouderschap over Halberstadt en voorts ook, na het vertrek van den keurvorst, over Brandenburg. Tijdens den oorlog van 1666 tegen den bisschop van Munster was hij generaal onder den Stadhouder Willem III en in den oorlog van 1672 generaal-veldtuigmeester. Toen de Zweden in Brandenburg vielen, had hij het bevel over de troepen binnen Küstrin en woonde in 1677 het beleg van Stettin bij. Hij was gehuwd met Sophia Theodora, gravin van Brederode, die hem twaalf kinderen schonk. Van de acht zoons sneuvelden de meeste.
Zie: Biogr. Universelle, VI, 211; Groen, Archives 2e Serie III, 443, 454; IV, 374; brieven over zijn reis naar Engeland, ald. III, 479, 483; Allgem. Deutsche Biographie, art. Friedrich von Dohna.
Eysten